De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 dat de wijze waarop de box 3-heffing sinds het jaar 2017 is vormgegeven in strijd is met zowel het discriminatieverbod (art. 14 EVRM) als het recht op ongestoord genot van eigendom (art. 1 EP EVRM). De wetgever bood rechtsherstel door middel van een alternatieve rendementsberekening gebaseerd op de zogenoemde forfaitaire spaarvariant.
Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad echter dat ook dit rechtsherstel de toets der kritiek niet kan doorstaan. Met name de rendementsberekening op overige bezittingen is nog altijd discriminatoir. Er blijft een groot verschil in fiscale behandeling bestaan tussen succesvolle en minder succesvolle beleggers zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is. De Hoge Raad gaat zelfs nog een stapje verder en oordeelt dat het voorgaande tevens geldt voor de Overbruggingswet box 3, omdat die op nagenoeg dezelfde uitgangspunten is gebaseerd.
Op 20 december 2024 is opnieuw een aantal arresten gewezen waarin het rechtsherstel in box 3 aan de orde komt. De Hoge Raad heeft deze gelegenheid aangegrepen om de rendementsberekening op woningen in box 3 te verduidelijken. Naar aanleiding van deze arresten heeft het kabinet besloten om een tegenbewijsregeling in box 3 te introduceren. Daartoe is op 14 maart 2025 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.