Versobering ETK-regeling
Voor werkgevers bestaat de mogelijkheid om voor werknemers de extraterritoriale kosten (ET-kosten) van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking onbelast te laten vergoeden. Het kabinet stelt voor om deze ETK-regeling te versoberen. De versobering houdt in dat vanaf 2026 de extra kosten ten aanzien van levensonderhoud, waaronder kosten voor gas, water, licht en andere nutsvoorzieningen worden uitgesloten als onbelast te vergoeden of te verstrekken ET-kosten. Gesprekskosten voor privédoeleinden met het land van herkomst worden eveneens vanaf 2026 uitgesloten als ET-kosten.
Het kabinet acht het wenselijk dat de ETK-regeling alleen geldt voor ET-kosten die direct gerelateerd zijn aan de dienstbetrekking en niet al verdisconteerd zijn in de hoogte van het loon van de werknemer. Het kabinet stelt tevens dat de versobering van de ETK-regeling aansluit bij een gerichter arbeidsmigratiebeleid, ook al is de invloed naar verwachting beperkt.
Voor werknemers die door een inhoudingsplichtige naar het buitenland worden uitgezonden (uitgezonden werknemers) blijft de mogelijkheid om de extra uitgaven voor levensonderhoud en gesprekskosten voor privédoeleinden onbelast vergoed te krijgen.
De expatregeling wordt niet verder versoberd dan de eerder doorgevoerde verlaging van 30% naar 27% per 1 januari 2027. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de wens van het Nederlandse bedrijfsleven om de expatregeling stabiel te houden.
Pseudo-eindheffing niet-emissievrije leaseauto
Om het personenwagenpark te verduurzamen en te voldoen aan de Nederlandse klimaatdoelen heeft het kabinet besloten een pseudo-eindheffing met een tarief van 12% te gaan invoeren over de waarde van de door de werkgever aan diens werknemers ter beschikking gestelde personenauto’s die op fossiele brandstof rijden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personenauto’s die door de werkgever ook voor privégebruik, waaronder woon-werkverkeer, ter beschikking worden gesteld en personenauto’s die door de werkgever uitsluitend voor zakelijk gebruik beschikbaar worden gesteld. Voor fossiele personenauto’s die uitsluitend in het kader van de bedrijfsvoering ter beschikking worden gesteld, geldt de pseudo-eindheffing niet. Bestelauto’s vallen eveneens niet onder reikwijdte van de pseudo-eindheffing.
De pseudo-eindheffing is vanaf 1 januari 2027 verschuldigd voor fossiele personenauto’s die vanaf en na die datum voor het eerst ook voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld door de werkgever. Als een werkgever reeds vóór 2027 een personenauto ook voor privédoeleinden ter beschikking heeft gesteld aan een van diens werknemers, geldt een overgangstermijn tot 17 september 2030. Na afloop van de overgangsrechttermijn geldt de pseudo-eindheffing voor alle fossiele personenauto’s die ook voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld.
Korting bijtelling privégebruik elektrische auto
Het algemene bijtellingspercentage wegens privégebruik van een auto van de zaak bedraagt op jaarbasis 22% van de cataloguswaarde. Voor elektrische auto’s geldt in 2025 echter nog een korting van 5%-punt met een maximum van EUR 1.500, waardoor de bijtelling tot een cataloguswaarde van EUR 30.000 op 17% uitkomt. Deze korting zou per 2026 ineens worden afgeschaft, maar als gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement wordt nu voor een meer geleidelijke afbouw gekozen. Dit houdt dat voor elektrische auto’s die in 2026 en 2027 worden aangeschaft een korting wordt toegepast van 4%-punt (2026) respectievelijk 2%-punt (2027), tot een maximum van EUR 1.200 (2026) c.q. EUR 600 (2027). Daarmee komt de bijtelling in 2026 uit op 18% en in 2027 op 20%, althans tot een cataloguswaarde van EUR 30.000. Voor het meerdere geldt dan de reguliere bijtelling van 22%. Beslissend is de datum van eerste toelating van de auto op de weg. De op dat moment geldende korting kan vervolgens gedurende maximaal 60 maanden worden toegepast. Voor auto’s die vanaf 2028 worden aangeschaft geldt geen korting meer.
Financiële dekking vindt plaats door aanscherping van de zogenoemde ‘youngtimerregeling’. In 2025 geldt voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen een bijtelling van 35%, maar dan berekend over de waarde in het economische verkeer. In 2026 gaat deze leeftijdsgrens omhoog naar 16 jaar en in 2027 zelfs naar 25 jaar.
Verduidelijking fietsregeling
Voor terbeschikkingstelling van (elektrische) fietsen die ook voor privédoeleinden ter beschikking staan, geldt een bijtelling in de loonbelasting. Verduidelijkt wordt dat deze bijtelling op nihil wordt gesteld wanneer een deelfiets incidenteel privé wordt gebruikt. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van hub-, dienst-, OV- en andere soort deelfietsen die worden gebruikt voor woon- werkverkeer en overige zakelijke ritten.
Voorgesteld wordt om de bijtelling van nihil voor een ter beschikking gestelde fiets met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020 in werking te laten treden, zijnde de datum waarop de bijtelling in werking is getreden. Voor ter beschikking gestelde fietsen die niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van de werknemer worden gestald, geldt met terugwerkende kracht eveneens tot en met 1 januari 2020 een bijtelling van nihil.
Structureel maken RVU-drempelvrijstelling
De RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel met ijkmomenten voortgezet. Het eerste ijkmoment is in 2028. Om de RVU toegankelijker te maken voor werknemers met een laag inkomen of weinig aanvullend pensioen, wordt voorgesteld het huidige drempelbedrag (in netto termen gelijk aan een netto AOW-uitkering) te verhogen met € 300 per maand. Tevens wordt voorgesteld om het tarief van de pseudo-eindheffing voor een RVU boven de RVU-drempelvrijstelling stapsgewijs te verhogen: 57,7% in 2026, 64% in 2027 en 65% in 2028.
Verruiming schijfgrens WBSO
Sinds 1 januari 2025 bedraagt het percentage van de S&O-afdrachtvermindering 36% tot een grondslag van € 380.000. Voor het meerdere is dat 16%. De Tweede Kamer heeft een amendement aangenomen waardoor de schijfgrens per 1 januari 2026 eenmalig wordt geïndexeerd met 2,9%, waardoor deze uitkomt op € 391.020. De indexatie wordt gedekt door een in 2024 gerealiseerd overschot op het beschikbare WBSO-budget.
Startups en scale-ups
Naar verwachting wordt per 1 januari 2027 een fiscale regeling in de loonbelasting opgenomen die voorziet in een grondslagversmalling tot 65% van het inkomen uit aandelenopties voor medewerkers van startups en scale-ups, welke doorwerkt naar de box 1-heffing in de inkomstenbelasting. Hiermee wordt de effectieve heffing vergelijkbaar met de situatie waarin de aandelenopties in box 2 zouden zijn belast. Deze maatregel maakt echter geen deel uit van het Belastingplan 2026, maar zal in een later stadium via een afzonderlijk wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer.