Ga direct naar de inhoud

Belastingrentepercentage VPB in strijd met evenredigheidsbeginsel

Rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat het hoge rentepercentage (8%) dat sinds 1 januari 2022 conform het Besluit belasting- en invorderingsrente in rekening wordt gebracht over belastingaanslagen vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

Schrijf je in voor Tax nieuwsbrieven

Wanneer belastingrente?

De belastingrenteregeling komt er in grote lijnen op neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten. Andersom vergoedt de inspecteur belastingrente als hij er te lang over doet om een teruggaaf vast te stellen. De belastingrenteregeling is derhalve gebaseerd op de zogenoemde verzuimgedachte.

Bij aanslagbelastingen geldt als uitgangspunt dat de inspecteur binnen acht weken na indiening van een verzoek of binnen dertien weken na indiening van een aangifte een (voorlopige) aanslag met een te betalen bedrag vaststelt. Rekening houdend met een betalingstermijn van zes weken eindigt de renteberekening dan na veertien respectievelijk negentien weken, mits de (voorlopige) aanslag conform het verzoek of de aangifte wordt vastgesteld.

In de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting begint de renteberekening echter nooit eerder dan zes maanden na afloop van het (boek)jaar. Verder wordt geen rente in rekening gebracht als de voorlopige aanslag is gebaseerd op een verzoek dat is ontvangen vóór de eerste dag van de vijfde maand na afloop van het heffingstijdvak of als binnen de reguliere termijn aangifte is gedaan. Ook hier geldt als voorwaarde dat de voorlopige aanslag conform de aangifte wordt vastgesteld.

Percentage belastingrente

Aanvankelijk werd qua rentepercentage voor alle belastingen aansluiting gezocht bij de wettelijke rente op niet-handelstransacties. Omdat de begrote budgettaire opbrengst van de regeling niet gehaald dreigde te worden, besloot de wetgever echter al in 2014 om onderscheid te maken tussen de vennootschapsbelasting en andere belastingen. Voor de vennootschapsbelasting gold voortaan de wettelijke rente op handelstransacties met een minimum van 8% en voor de andere belastingen de wettelijke rente op niet-handelstransacties met een minimum van 4%.

Gedurende de coronacrisis golden tijdelijk lagere rentpercentages, in de periode 1 juni 2020 – 30 september 2020 slechts 0,01%. Om flexibeler te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden, werd per 1 oktober 2020 besloten om de belastingrentepercentages bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. In de periode 1 oktober 2020 – 31 december 2021 bedroeg dit percentage voor alle belastingen 4%. Per 1 januari 2022 keerde men terug naar de oude situatie, en gold voor de vennootschapsbelasting (en inmiddels ook de bronbelasting) weer een minimumrente van 8%.

Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland

Rechtbank Noord-Nederland heeft echter op 7 november 2024 geoordeeld dat het sinds 1 januari 2022 (opnieuw) gemaakte onderscheid in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In tegenstelling tot wetten in formele zin mag lagere regelgeving, waaronder een algemene maatregel van bestuur, wel worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen. De rechtbank sluit aan bij een door de Hoge Raad ontwikkeld toetsingskader. Zij stelt voorop dat de rechter terughoudend dient te zijn bij het beoordelen van de door de regelgever gemaakte belangenafweging bij invoering van de regeling. Maar de voor belastingplichtigen nadelige gevolgen van een regeling mogen niet onevenredig zijn ten opzichte van de hiermee te dienen doelen. De vraag die de rechter zich moet stellen is of de regelgever in redelijkheid tot de betrokken regeling heeft kunnen komen.

Strijd met evenredigheidsbeginsel

De rechtbank beantwoord die vraag in de voorliggende situatie ontkennend. De argumenten om voor de vennootschapsbelasting aansluiting te zoeken bij de wettelijke rente op handelstransacties, met een minimum van 8%, zijn ronduit zwak. De stelling dat vennootschapsbelasting vergelijkbaar zou zijn met een handelsvordering, wordt resoluut terzijde geschoven. Ook de vergelijking met de verzuimrenteregeling in de Algemene wet bestuursrecht gaat mank. Verder blijft het doel van het onderscheid in rentpercentage onduidelijk. De nadelige gevolgen van het hogere rentepercentage voor vennootschapsbelastingplichtigen zijn daarentegen evident. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden en oordeelt dat het hoge rentepercentage dat in artikel 1, onderdeel b, Besluit belasting- en invorderingsrente (tekst 2022) onverbindend is.

Voor dat geval zijn partijen het erover eens dat de belastingrente moet worden berekend naar een percentage van 4%. De rechtbank vermindert de in rekening gebrachte rente overeenkomstig.

Bronnen:

  • Rechtbank Noord-Nederland 7 november 2024, 23/5244, ECLI:NL:RBNNE:2024:1422

Did you find this useful?

Thanks for your feedback

Onze denkwijze