In box 3 wordt het vermogen in drie categorieën onderverdeeld: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. De rendementen op banktegoeden en schulden zijn gebaseerd op actuele gemiddelden en worden daarom pas na afloop van een jaar definitief vastgesteld. De rendementspercentages in de onderstaande tabel worden gebruikt bij het opleggen van voorlopige aanslagen, maar zijn dus alleen voor wat betreft de categorie overige bezittingen al definitief.
Rendementspercentages voor de nieuwe berekening voor de drie categorieën
|
Banktegoeden
|
Overige bezittingen
|
Schulden
|
2024
|
1,03%
|
6,04%
|
2,47%
|
2025
|
1,44%
|
5,88%
|
2,62%
|
Het box 3-tarief blijft in 2025 gelijk met 36%. Het heffingsvrije vermogen stijgt licht en komt in 2025 uit op € 57.684 (2024: € 57.000). Overigens heeft de Hoge Raad in juni 2024 geoordeeld dat ook de Overbruggingswet box 3 in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. De heffing moet worden beperkt tot het daadwerkelijke rendement in een jaar. In reactie hierop heeft de staatssecretaris aangegeven met een wettelijke tegenbewijsregeling te komen. Deze zal naar verwachting in juni 2025 operationeel worden.
Premies sociale verzekeringen
- De premiepercentages voor de volksverzekeringen blijven in 2025 ongewijzigd en bedragen respectievelijk 17,90% (AOW), 0,10% (ANW) en 9,65% (WLZ).
- Het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen bedraagt in 2025 € 75.864.
- Grote werkgevers zijn de hoge premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) verschuldigd. Deze bedraagt in 2025 7,64%. Kleine werkgevers betalen de lage Aof-premie van 6,28%.
- De lage premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) bedraagt in 2025 2,74%. Deze is verschuldigd voor werknemers met een vast arbeidscontract voor onbepaalde tijd. In andere gevallen is de werkgever de hoge Awf-premie van 7,74% verschuldigd.
- De werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw) bedraagt in 2025 6,51% over een bijdrageloon tot € 75.864. Verzekeringsplichtigen die ander arbeidsinkomen genieten zijn in 2025 zelf een inkomensafhankelijk bijdrage van 5,26% verschuldigd over het bijdrage-inkomen tot € 75.864.
Tarieven en vrijstellingen schenk- en erfbelasting
Het tarief van de schenk- en erfbelasting is afhankelijk van de verwantschap tot degene van wie verkregen wordt. Voor verkrijgingen (krachtens schenking of erfenis) door de partner of een kind geldt in 2025 een tarief van 10% tot een verkrijging van € 154.197 en 20% over het meerdere. Voor verkrijgingen door kleinkinderen bedragen deze tarieven 18% en 36%. Voor overige verkrijgers gaat het om tarieven van respectievelijk 30% en 40%.
De reguliere vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen bedraagt in 2025 € 6.713. Indien het kind tussen de 18 en 40 jaar oud is, mogen de ouders echter eenmalig een bedrag van € 32.195 onbelast schenken. Is de schenking bestemd voor de betaling van een kostbare studie van het kind, dan bedraagt de eenmalig verhoogde vrijstelling zelfs € 67.064. Als voorwaarde voor toepassing van de eenmalig verhoogde vrijstelling geldt wel dat aangifte schenkbelasting moet worden gedaan. In overige gevallen bedraagt de schenkingsvrijstelling in 2025 € 2.690.