Ga direct naar de inhoud

Belastingplan 2026 aangenomen door de Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft op 27 november 2025 ingestemd met het Belastingplan 2026. Daarbij zijn verschillende amendementen en moties aangenomen.

Inleiding

De Tweede Kamer heeft op 27 november 2025 ingestemd met de onderstaande wetsvoorstellen die deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2026:

  • Belastingplan 2026
  • Overige fiscale maatregelen 2026
  • Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024
  • Implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting (DAC9)
  • Differentiatie tarief vliegbelasting
  • Wijziging Wet milieubeheer inzake koolstofcorrectie aan de grens
  • Stroomlijning fiscaal inzagerecht

Bij enkele van deze wetsvoorstellen zijn amendementen en moties aangenomen door de Tweede Kamer, waarvan wij de belangrijkste hieronder zullen bespreken. De wetsvoorstellen gaan nu naar de Eerste Kamer, die er naar verwachting op 16 december 2025 over zal stemmen. De Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport is overigens reeds door beide Kamers aangenomen.

Uitstel multiplier box 2 inkomen uit lucratief belang

De voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang kunnen op verzoek in box 2 (aanmerkelijk belang) worden belast in plaats van in box 1 (resultaat uit overige werkzaamheden). Voorwaarde is dat ten minste 95% van de in een kalenderjaar genoten lucratief belang-voordelen als inkomen uit aanmerkelijk belang wordt uitgekeerd. Het kabinet had voorgesteld om de effectieve belastingdruk op de betreffende voordelen per 1 januari 2025 te verhogen naar maximaal 36% middels een multiplier. In de Tweede Kamer leeft echter bezorgdheid over de gevolgen voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Om die reden is een amendement aangenomen waarbij de inwerkingtreding van de maatregel is uitgesteld tot 1 januari 2028. De financiële dekking bestaat in een verhoging van de Aof-premie met 0,02%-punt in 2026 en 2027.


Terugdraaien lastenverzwaring box 3

In het Belastingplan 2026 was voorgesteld om het forfaitaire rendement op overige bezittingen in 2026 en 2027 te verhogen (2026: 7,78%) en het heffingsvrije vermogen te verlagen (2026: € 51.396), om zo de budgettaire derving van uitstel van de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 (tot 1 januari 2028) op te vangen. De Tweede Kamer heeft daar bij amendement echter een stokje voor gestoken, waardoor het forfaitaire rendementspercentage op overige bezittingen in 2026 op 6% uitkomt en het heffingsvrije vermogen (na indexatie) EUR 59.357 bedraagt. Financiële dekking voor dit amendement is gevonden in een versnelde afbouw van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (de zogenoemde Hillen-aftrek) met 4,8% per jaar (was 3,33%).


Beperking aftrek EIA/MIA tot winst uit onderneming

Specifiek voor de inkomstenbelasting wordt de aftrek van de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) in een jaar beperkt tot de beschikbare winst uit onderneming. Het niet-gerealiseerde deel van de aftrek wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld en kan vervolgens worden verrekend in de volgende negen kalenderjaren voor zover de winst de EIA en de MIA in die jaren overtreft. De achtergrond van deze maatregel is het tegengaan van zogenoemde grondslag-leenconstructies in de inkomstenbelasting. Om die reden wordt de maatregel niet doorgetrokken naar de vennootschapsbelasting.

Korting bijtelling privégebruik elektrische auto

Het algemene bijtellingspercentage wegens privégebruik van een auto van de zaak bedraagt op jaarbasis 22% van de cataloguswaarde. Voor elektrische auto’s geldt in 2025 echter nog een korting van 5%-punt met een maximum van EUR 1.500, waardoor de bijtelling tot een cataloguswaarde van EUR 30.000 op 17% uitkomt. Deze korting zou per 2026 ineens worden afgeschaft, maar als gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement wordt nu voor een meer geleidelijke afbouw gekozen. Dit houdt dat voor elektrische auto’s die in 2026 en 2027 worden aangeschaft een korting wordt toegepast van 4%-punt (2026) respectievelijk 2%-punt (2027), tot een maximum van EUR 1.200 (2026) c.q. EUR 600 (2027). Daarmee komt de bijtelling in 2026 uit op 18% en in 2027 op 20%, althans tot een cataloguswaarde van EUR 30.000. Voor het meerdere geldt dan de reguliere bijtelling van 22%. Beslissend is de datum van eerste toelating van de auto op de weg. De op dat moment geldende korting kan vervolgens gedurende maximaal 60 maanden worden toegepast. Voor auto’s die vanaf 2028 worden aangeschaft geldt geen korting meer.

Financiële dekking vindt plaats door aanscherping van de zogenoemde ‘youngtimerregeling’. In 2025 geldt voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen een bijtelling van 35%, maar dan berekend over de waarde in het economische verkeer. In 2026 gaat deze leeftijdsgrens omhoog naar 16 jaar en in 2027 zelfs naar 25 jaar.


Verruiming schijfgrens WBSO

Sinds 1 januari 2025 bedraagt het percentage van de S&O-afdrachtvermindering 36% tot een grondslag van € 380.000. Voor het meerdere is dat 16%. De Tweede Kamer heeft een amendement aangenomen waardoor de schijfgrens per 1 januari 2026 eenmalig wordt geïndexeerd met 2,9%, waardoor deze uitkomt op € 391.020. De indexatie wordt gedekt door een in 2024 gerealiseerd overschot op het beschikbare WBSO-budget.  

Uitbreiding overgangsrecht FGR

Bij de Overige fiscale maatregelen 2026 is een amendement aangenomen door de Tweede Kamer dat voorziet in een uitbreiding van het overgangsrecht bij de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling. Hierdoor kunnen ook fondsen voor gemene rekening (fgr) die op of na 1 januari 2025 zijn opgericht gebruik maken van het overgangsregime, inhoudend dat zij tot aan de invoering van nieuwe regelgeving kunnen opteren om niet als fonds voor gemene rekening (of daarmee vergelijkbaar) te worden aangemerkt. De bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en kosten van het lichaam worden dan toegerekend aan de participanten. Bij fondsen die vóór 1 januari 2026 worden opgericht geldt wel als voorwaarde dat alle participanten moeten instemmen met de keuze om niet als fgr te worden aangemerkt.


Motie inzake minimumbelasting (Pillar 2)

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin de zorg wordt uitgesproken dat de huidige gefragmenteerde wereldwijde implementatie van een minimumbelasting (Pillar 2) tot een ongelijk speelveld leidt voor Europese en Nederlandse bedrijven. Daarom wordt de regering opgeroepen om in internationale onderhandelingen krachtig in te zetten op (1) een gelijk speelveld en behoud van de concurrentiekracht van Europese en Nederlandse bedrijven, (2) een forse vermindering van de regeldruk en administratieve lasten, onder meer via een permanente ‘safe harbour’ voor bedrijven met een hoge geconsolideerde effectieve belastingdruk en (3) ruimte voor gerichte en effectieve belastingfaciliteiten voor strategische sectoren met substantiële reële economische activiteit.

Korting brandstofaccijns

De tijdelijke korting op de accijns voor ongelode benzine, diesel en lpg zou per 1 januari 2026 eindigen, maar wordt in het Belastingplan 2026 nogmaals met een jaar verlengd tot en met 31 december 2026. Als gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement wordt de hoogte van deze korting echter wel beperkt, waardoor de accijnstarieven per 1 januari 2026 zullen toenemen (benzine: ca. 5,5 cent per liter; diesel: ca. 3,6 cent per liter; lpg: ca. 1,3 cent per liter). De budgettaire opbrengst (EUR 448 miljoen) zal worden gebruikt om bezuinigingen in het openbaar vervoer te voorkomen.


Differentiatie vliegbelasting

Het Belastingplan 2026 voorziet per 2027 in een differentiatie van het tarief van de vliegbelasting naar gevlogen afstand, waarbij onderscheid wordt gemaakt in korte vluchten (categorie A: tot circa 2.000 km), middellange vluchten (categorie B: tot circa 5.500 km) en lange vluchten (categorie C: meer dan 5.500 km). Het tarief varieert daarbij van EUR 29,40 (categorie A) tot € 70,86 (categorie C). De Tweede Kamer heeft echter een amendement aangenomen waardoor vanaf 1 januari 2030 voor privévliegtuigen (gedefinieerd als vliegtuigen met 19 of minder zitplaatsen) veel hogere tarieven gaan gelden, variërend van EUR 420 per vlucht (categorie A) tot EUR 2.100 (categorie C).  

Gerelateerd artikel

Belastingplan 2026 - overzicht van de ingediende wetsvoorstellen

De voorgestelde maatregelen per belastingsoort weergegeven.