Op 17 september 2024 heeft het kabinet het pakket Belastingplan 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Op deze pagina lees je de belangrijkste fiscale voorstellen voor bedrijven, directeur-grootaandeelhouders en particulieren.
Het Belastingplan 2025 bestaat uit meerdere wetsvoorstellen, waaronder:
De meeste maatregelen gaan op 1 januari 2025 in. Als dat anders is, staat het erbij. De plannen kunnen nog veranderen tijdens de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.
Op 17 december 2024 stemde de Eerste Kamer in met de wetsvoorstellen die onderdeel zijn van het pakket Belastingplan 2025.
Op 14 november 2024 stemde de Tweede Kamer in met het Belastingplan 2025. Hierbij zijn ook een aantal aanpassingen en voorstellen aangenomen.
Earningsstrippingmaatregel
De voorgestelde anti-fragmentatiemaatregel gaat niet door. Het kabinet wilde een regel invoeren om te voorkomen dat bedrijven zich opsplitsen om meerdere keren gebruik te maken van de renteaftrek van € 1 miljoen. Maar de Tweede Kamer zag te veel bezwaren en heeft het voorstel verworpen.
Een aanpassing van de renteaftrek gaat wel door, maar dan in beperkte vorm. Bedrijven mogen straks maximaal 24,5% van hun gecorrigeerde winst aftrekken, in plaats van de eerder voorgestelde 25%.
Samenloop verliesverrekening en kwijtscheldingswinstvrijstelling
Sinds 1 januari 2022 mogen bedrijven verliezen boven de € 1 miljoen niet meer volledig mogen aftrekken van hun winst. Alleen 50% van de resterende belastbare winst mag nog worden verrekend.
Daardoor kunnen bedrijven met een kwijtscheldingsvrijstelling soms toch vennootschapsbelasting betalen over een deel van de kwijtscheldingswinst. Vooral bij financiële herstructureringen kan dit problemen geven. Daarom ligt er een voorstel: als je te verrekenen verliezen hebt van meer dan € 1 miljoen, dan wordt de kwijtscheldingswinst in die gevallen toch volledig vrijgesteld van belasting.
Liquidatieverliesregeling
Er komen twee wijzigingen in de regels rond liquidatieverliezen:
Zusterfusie
Bij een vereenvoudigde zusterfusie gaan twee bedrijven die dezelfde eigenaar hebben op in één bedrijf. Nu vallen dit soort fusies buiten fiscale fusieregelingen, omdat er geen nieuwe aandelen worden uitgegeven. De wet wordt aangepast zodat vereenvoudigde rechtstreekse zusterfusies wel onder de fiscale regels voor fusies vallen.
Nazorg wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Vanaf 2025 past Nederland de regels aan voor hoe rechtsvormen fiscaal worden behandeld. Een belangrijke verandering is dat de open CV en vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen fiscaal transparant worden. Dit kan invloed hebben op de verbondenheid zoals bedoeld in artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Om te zorgen dat deze verandering niet leidt tot verlies van die verbondenheid, blijven deze rechtsvormen toch als verbonden aangemerkt. Dit geldt ook voor niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen die wel als transparant worden gezien. Daarnaast worden er een paar (technische) aanpassingen gedaan.
Introductie algemene antimisbruikregel ATAD1
Op verzoek van de Europese Commissie wordt de bestaande antimisbruikregel (GAAR) uit de Anti Tax Avoidance Directive (ATAD1) vastgelegd in de wet. Dit verandert de praktijk niet, maar zorgt ervoor dat de regels juridisch steviger staan.
Beperking giftenaftrek
Het kabinet wilde de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2025 afschaffen. De Tweede Kamer heeft dit plan opnieuw verworpen.
Wet minimumbelasting
Sinds 31 december 2023 geldt in Nederland de Wet minimumbelasting 2024. Die wet wordt nu aangepast om aan te sluiten bij nieuwe internationale regels van de OESO.
Daarnaast wordt duidelijker gemaakt hoe deze minimumbelasting meetelt bij andere belastingregels. Het gaat dan om de renteaftrekbeperking van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting, de deelnemingsvrijstelling, en de objectvrijstelling.
Deze aanpassingen zorgen ervoor dat het helder is of de minimumbelasting gezien wordt als een belasting op winst, en dus van invloed is op deze regels.
Nieuw groepsbegrip in de bronbelasting
Per 1 januari 2025 komt er een nieuw groepsbegrip in de Wet bronbelasting 2021: de ‘kwalificerende eenheid’. Dit vervangt het oude begrip van de ‘samenwerkende groep’, omdat die vaak tot onduidelijkheid leidt bij het bepalen van een kwalificerend belang.
Het nieuwe begrip geldt voor situaties waarin bedrijven samenwerken om bronbelasting te ontwijken. Dit voorkomt dat structuren met hybride entiteiten onbedoeld onder de bronbelasting vallen terwijl er geen sprake is van misbruik.
Terugdraaien afschaffing inkoopfaciliteit dividendbelasting
Het kabinet stelt voor om de geplande afschaffing van de inkoopfaciliteit voor eigen aandelen niet door te laten gaan.
Verplicht toepassen van de inhoudingsvrijstelling
Als een bedrijf dividend uitkeert binnen een groep of binnen een fiscale eenheid, moet de vrijstelling van dividendbelasting voortaan verplicht worden toegepast. Hierdoor kan ook de ontvanger van het dividend bezwaar maken als de vrijstelling niet wordt gebruikt.
Aanpassing belastingtarieven box 1
Vanaf 2025 komt er een nieuwe belastingtariefschijf. Inkomen tot € 38.441 wordt belast tegen 35,82%. Voor mensen geboren vóór 1946 ligt deze grens iets hoger: € 40.502.
De nieuwe schijfgrenzen en tarieven:
Schijfgrenzen |
2024 |
2025 |
Einde eerste schijf (geboren vóór 1 januari 1946) |
€ 40.021 |
€ 40.502 |
Einde eerste schijf (geboren na 1 januari 1946) |
€ 38.089 |
€ 38.441 |
Einde tweede schijf |
€ 75.519 |
€ 76.817 |
Derde schijf |
> € 75.519 |
> €76.817 |
Gecombineerde tarieven IB/PVV |
2024 |
2025 |
Tarief eerste schijf (ouder dan AOW-leeftijd) |
19,07% |
17,92% |
Tarief eerste schijf (jonger dan AOW-leeftijd) |
36,97% |
35,82% |
Tarief tweede schijf |
36,97% |
37,48% |
Tarief derde schijf |
49,50% |
49,50% |
Heffingskortingen
De algemene heffingskorting gaat omlaag. Vanaf 2025 hangt het moment waarop de korting wordt afgebouwd af van het wettelijk minimumloon. Hoe hoog de korting precies wordt, weten we in november 2024.
Vanaf 2028 wordt het weer mogelijk om de algemene heffingskorting over te dragen aan een partner. Dit geldt straks ook voor werkende eenverdieners. Daarnaast wordt de korting van de minstverdienende partner niet meer verlaagd door de arbeidskorting van de ander.
Omdat deze regeling pas in 2028 ingaat, komt er een tijdelijke oplossing: huishoudens die hierdoor benadeeld worden, krijgen in 2025, 2026 en 2027 een vaste tegemoetkoming. De Belastingdienst regelt dit automatisch.
Zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling
De zelfstandigenaftrek daalt in 2025 naar € 2.470 (2024: € 3.750). De MKB-winstvrijstelling wordt 12,7% in 2025 (2024: 13,31%), in plaats van de eerder voorgestelde 12,03%.
Verlaging belastingtarief in box 2
Het toptarief van de tweede schijf in box 2 daalt van 33% naar 31%. Dit herstelt de verhoging uit het Belastingplan 2024 en verkleint het belastingverschil tussen directeur-grootaandeelhouders en IB-ondernemers.
Aftrekbaarheid kosten niet-zelfstandige werkruimte
Het kabinet wil duidelijkheid scheppen over de aftrekbaarheid van kosten voor een niet-zelfstandige werkruimte binnen het ondernemersvermogen. De regels die hierover in de praktijk en rechtspraak gelden, worden vastgelegd in de wet.
Voortaan geldt dat kosten voor inrichting, gas, water en licht, die een huurder normaal gesproken zelf betaalt, niet aftrekbaar zijn.
Voorkomen dubbeltellingen bij excessief lenen
Het kabinet wil voorkomen dat bepaalde schulden dubbel meetellen bij de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Dit kan gebeuren als iemand zowel een aanmerkelijk belang in een bv heeft als deelneemt in een samenwerkingsverband waaraan die bv geld uitleent.
Om dit te voorkomen worden bepaalde verplichtingen uitgesloten van de schuldberekening. Ook komt er een samentelbepaling, zodat een schuld bij meerdere deelnemers niet hoger meetelt dan de werkelijke waarde.
Deze aanpassingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023.
Verruiming giftenaftrek
De geplande afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting per 2025 gaat niet door. Sterker nog, de maximale aftrek van periodieke giften in de inkomstenbelasting stijgt van € 250.000 naar € 1.500.000.
Striktere controle op MIA en Vamil
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) krijgt een grotere rol bij de controle op de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving op milieu-investeringen (Vamil). Voortaan bepaalt de RVO met een officiële beschikking of een ondernemer hier recht op heeft. Dit is al langer het geval bij de energie-investeringsaftrek (EIA).
Versobering van 30%-regeling wordt teruggedraaid
Sinds 1 januari 2024 versoberde de 30%-regeling. Werkgevers mogen nu een steeds kleiner deel van het loon belastingvrij vergoeden voor extra kosten van werknemers uit het buitenland: de eerste 20 maanden 30%, dan 20% en daarna naar 10%. Daarnaast geldt er een maximum op basis van een grondslag van € 233.000.
Deze aanpassingen maken Nederland minder aantrekkelijk voor internationaal talent. Daarom draait het kabinet de versobering grotendeels terug. In 2025 en 2026 blijft het percentage 30% tijdens de hele looptijd. Vanaf 2027 wordt dit 27%. Tegelijk stijgt de salarisnorm een beetje vanaf 2027.
De nieuwe regeling geldt voor werknemers die de 30%-regeling voor het eerst op of na 1 januari 2024 gebruiken. Voor werknemers die al vóór 2024 onder de regeling vielen, blijft het overgangsrecht van kracht.
Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling
De vrije ruimte in de werkkostenregeling stijgt. In 2024 is het percentage 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Over het bedrag daarboven geldt 1,18%. Vanaf 1 januari 2025 stijgt het percentage in de eerste schijf naar 2%. In 2027 wordt dat nog iets meer: 2,16%.
Om deze verruiming te betalen, wordt de belastingvrijstelling voor groene beleggingen in box 3 verlaagd. Vanaf 2025 is de vrijstelling € 26.000 (voor fiscale partners € 52.000). De extra heffingskorting daalt van 0,7% naar 0,1%. In 2027 verdwijnen zowel de vrijstelling als de heffingskorting helemaal.
Verruiming budget WBSO
Het budget voor de WBSO gaat met ongeveer € 100 miljoen omhoog.
Dit wordt bereikt door het percentage in de eerste schijf van de S&O-afdrachtvermindering te verhogen van 32% naar 36%. Voor starters stijgt dit percentage zelfs van 40% naar 50%.
Daarnaast wordt de eerste schijf uitgebreid naar € 380.000 (2024: € 350.000). Voor bedragen daarboven blijft het percentage 16%. De verhoging wordt betaald via een kleine stijging van de Aof-premie met 0,04%.
Uitbreiding delegatiebepaling S&O-afdrachtvermindering
Vanaf 1 januari 2025 krijgt de Minister van Economische Zaken meer flexibiliteit. De delegatiebevoegdheid wordt uitgebreid. De minister kan vanaf 1 januari elk jaar de S&O-afdrachtvermindering en de schijfgrenzen aanpassen om budgetoverschrijdingen te voorkomen.
Eindheffing voor privégebruik bestelauto gaat omhoog
Wordt een bestelauto van de zaak door meerdere werknemers privé gebruik? Dan betaal je als werkgever een vaste eindheffing. Sinds 2006 is dat bedrag € 300. Vanaf 1 januari 2025 wordt het verhoogd naar € 438.
Vanaf 2026 stijgt dit bedrag elk jaar mee met de inflatie.
Reparatie heffingslek voor zeevarenden
In de Wet LB 1964 komen technische aanpassingen. Een belangrijk onderdeel is het repareren van een heffingslek. Hierdoor kunnen zeevarenden in het internationale verkeer niet langer ontsnappen aan belastingheffing in Nederland.
Technische wijzigingen
Er komen aanpassingen in de vrijstelling voor OV-abonnementen. Zo sluit de wet straks beter aan op wat de wetgever ermee bedoelt.Daarnaast worden technische wijzigingen doorgevoerd om te voorkomen dat er onbedoeld geen belasting wordt geheven bij het afwikkelen van:
Tariefstructuur vennootschapsbelasting
In 2025 verandert de vennootschapsbelasting niet. De tarieven blijven:
Jaar |
2024 |
2025 |
Eerste schijf |
19,0% (belastbaar bedrag tot € 200.000) |
19,0% (belastbaar bedrag tot € 200.000) |
Tweede schijf |
25,8% (belastbaar bedrag > € 200.000) |
25,8% (belastbaar bedrag > € 200.000) |
Tariefstructuur box 1
Vanaf 1 januari 2025 komt er een extra schijf in box 1. Dit betekent dat inkomsten tot € 38.441 worden belast tegen 35,82% (nu 36,97%). Het tarief in de tweede schijf stijgt naar 37,48% en het toptarief blijft 49,50% voor inkomens boven € 76.817.
Voor AOW-gerechtigden geldt in 2025 een verlaagd tarief van 17,92% in de eerste schijf.
Schijfgrenzen
|
2024 |
2025 |
Grens eerste schijf (geboren vanaf 1946) |
€ 38.098 |
€ 38.441 |
Grens eerste schijf (geboren vóór 1946) |
€ 40.021 |
€ 40.502 |
Grens tweede schijf |
€ 75.519 |
€ 76.817 |
Derde schijf |
> € 75.519 |
> € 76.817 |
Algemene tarieftabel
Gecombineerd tarief |
2024 |
2025 |
Tarief eerste schijf |
36,97% |
35,82% |
Tarief tweede schijf |
36,97% |
37,48% |
Tarief derde schijf |
49,50% |
49,50% |
Tarieftabel AOW-gerechtigden
Gecombineerd tarief |
2024 |
2025 |
Tarief eerste schijf |
19,07% |
17,92% |
Tarief tweede schijf |
36,97% |
37,48% |
Tarief derde schijf |
49,50% |
49,50% |
Tariefstructuur box 2
Het basistarief in box 2 blijft 24,5% voor inkomsten tot € 67.000. Het toptarief daalt van 33% naar 31%. Dit brengt de belastingheffing voor ondernemers, werknemers en dga’s meer in balans.
Nieuwe berekeningswijze en tariefsverhoging box 3
Het belastingtarief in box 3 blijft 36%. Maar de manier waarop het rendement wordt berekend, verandert.
Het vermogen wordt verdeeld in drie groepen: contant geld en banktegoeden, overige bezittingen en schulden. De belasting wordt berekent op basis van forfaitaire rendementen (zie tabel).
Rendementspercentages voor de nieuwe berekening voor de drie categorieën
|
Banktegoeden (I) |
Overige bezittingen (II) |
Schulden |
2023 |
0,92% |
6,17% |
2,46% |
2024 |
1,03% |
6,04% |
2,47% |
Voor banktegoeden en schulden worden die pas na afloop van het jaar definitief vastgesteld, omdat deze gebaseerd zijn op actuele gemiddelden.
Om het belastbare voordeel uit sparen en beleggen te bepalen, wordt eerst het totale rendement berekend. Dit wordt gedeeld door de totale rendementsgrondslag, waaruit het effectieve rendementspercentage volgt. Dit percentage wordt vervolgens vermenigvuldigd met de (toegerekende) grondslag sparen en beleggen.
Het heffingsvrije vermogen stijgt in 2025 naar € 57.684 (2024: € 57.000).
In juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de Overbruggingswet box 3 in strijd is met het recht op ongestoord eigendomsgenot en het discriminatieverbod. Dit betekent dat de belasting alleen mag worden geheven over het werkelijk behaalde rendement. De staatssecretaris werkt nu aan een tegenbewijsregeling.
Zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling
De zelfstandigenaftrek wordt komende jaren verder afgebouwd. In 2024 is deze nog € 3.750, maar in 2025 daalt dit bedrag naar € 2.470. In 2027 blijft er nog € 900 over. Dit zorgt voor een eerlijker belastingverschil tussen werknemers en zelfstandigen.
Ook de MKB-winstvrijstelling gaat omlaag: in 2025 van 13,31% naar 12,7%. Een verdere verlaging naar 12,03% gaat niet door.
Algemene heffingskorting
Het maximale bedrag van de algemene heffingskorting gaat in 2025 omlaag naar € 3.068 (2024: € 3.362). Vanaf 2025 wordt de afbouw gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Daarnaast telt dan het volledige verzamelinkomen mee, in plaats van alleen het box 1-inkomen. Op basis van de huidige cijfers betekent dit dat de algemene heffingskorting vanaf een verzamelinkomen van € 28.406 met 6,337% wordt afgebouwd. Bij een verzamelinkomen van € 76.817 vervalt de korting volledig.
Arbeidskorting
In 2025 stijgt het maximale bedrag van de arbeidskorting naar € 5.599. De afbouw start bij een arbeidsinkomen van € 43.071 en bedraagt 6,51%. Vanaf een arbeidsinkomen van € 129.077 is de arbeidskorting heel klein.
Wijzigingen in de algemene heffingskorting en de arbeidskorting:
Algemene heffingskortingen |
2024 |
2025 |
Maximum algemene heffingskorting (onder AOW-leeftijd) |
€ 3.362 |
€ 3.068 |
Maximum algemene heffingskorting (boven AOW-leeftijd) |
€ 1.735 |
€ 1.536 |
Afbouwpunt algemene heffingskorting |
€ 24.812 |
€ 28.406 |
Afbouwpercentage algemene heffingskorting (onder AOW-leeftijd) |
6,630% |
6,337% |
Afbouwpercentage algehele heffingskorting (boven AOW-leeftijd) |
3,420% |
3,170% |
Arbeidskorting |
2024 |
2025 |
Maximum arbeidskorting |
€ 5.532 |
€ 5.599 |
Afbouwpunt |
€ 39.957 |
€ 43.071 |
Afbouwpercentage arbeidskorting |
6,51% |
6,51% |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
In 2025 stijgt de IACK naar € 2.986 en het minimale vereiste arbeidsinkomen naar € 6.145. Het opbouwpercentage blijft 11,45%. Het maximale bedrag wordt bereikt bij een arbeidsinkomen van € 32.223.
Overzicht IACK-wijzigingen
Jaar | 2024 |
2025 |
Maximale IACK |
€ 2.950 |
€ 2.986 |
Opbouwpercentage |
11,45% |
11,45% |
Opbouwpunt |
€ 6.073 |
€ 6.145 |
Ouderenkorting en alleenstaande
De maximale ouderenkorting stijgt in 2025 naar € 2.035. Vanaf een verzamelinkomen van € 45.308 bouwt deze met 15% af. De alleenstaande ouderenkorting blijft een vast bedrag en komt in 2025 uit op € 53.
Overzicht ouderenkortingen
Jaar |
2024 |
2025 |
Maximale ouderenkorting |
€ 2.010 |
€ 2.035 |
Afbouwpercentage |
15% |
15% |
Afbouwpunt |
€ 44.770 |
€ 45.308 |
Alleenstaande ouderenkorting |
€ 524 |
€ 531 |
Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting wordt in 2025 verhoogd van € 898 tot € 909.
Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
De maatregelen uit de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 zijn voor een deel ingegaan zijn. Daarnaast diende het kabinet op Prinsjesdag nieuwe voorstellen voor 2025 in. Dit zijn de belangrijkste aanpassingen:
1. Strengere regels voor de BOR en DSR ab
Vanaf 1 januari 2026 gelden strengere voorwaarden voor de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR ab). Alleen gewone aandelen met een belang van minimaal 5% in een bedrijf mogen hier nog gebruik van maken. Dit voorkomt dat regelingen worden gebruikt voor iets anders dan echte bedrijfsopvolgingen.
Daarnaast vallen bepaalde soorten aandelen en rechten buiten de regeling. Dat geldt voor soortaandelen, winstbewijzen, opties, belangen in coöperaties en tracking stocks. Ook aandelen die onder de meesleepregeling of fictieve aanmerkelijk belangregeling vallen, tellen dan niet meer mee.
Preferente aandelen kunnen onder de regeling vallen, als ze worden uitgegeven bij een gefaseerde bedrijfsopvolging. Voor preferente aandelen komt er een duidelijkere definitie. Deze aandelen krijgen alleen de preferente status als ze een duidelijke voorrang hebben bij winstverdeling of bij liquidatie. Als een aandeel deels voorrang heeft, telt het alleen als preferent als die voorrang duidelijk groter is dan het andere deel.
Voor hybride aandelen, die kenmerken hebben van zowel preferente als gewone aandelen, stelt het kabinet voor om ze op te splitsen in een preferent en een niet-preferent deel. Alleen het echt preferente deel krijgt dan die status. Het andere deel kan nog steeds onder de BOR en DSR ab vallen, als het aan de voorwaarden voldoet.
2. Versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR
Ondernemers krijgen vanaf 2025 meer ruimte om hun bedrijf te herstructureren zonder dat dit gevolgen heeft voor de BOR. Zolang het aandeelhoudersbelang materieel hetzelfde blijft, blijft de regeling geldig.
Ook wordt de voortzettingstermijn verkort van vijf naar drie jaar. Dit betekent dat een opvolger na overname minder lang verplicht aan de regeling vastzit.
3. Aanpak onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd
Om misbruik te voorkomen, worden de regels strenger voor ondernemers die twee jaar of langer na hun AOW-leeftijd een bedrijf starten en daarna schenken of nalaten. Vanaf 2026 wordt deze termijn steeds langer (met zes maanden per jaar), afhankelijk van de leeftijd van de ondernemer. Er geldt geen maximum.
4. Aanpak specifieke constructie bedrijfsopvolgingscarrousel
Er komt een antimisbruikmaatregel tegen betalingsconstructies waarbij iemand een bedrijf verkoopt en later met toepassing van de BOR opnieuw verkrijgt via een schenking of erfenis. Vanaf 2026 wordt de vrijstelling beperkt tot maximaal het bedrag van de eerdere verkoopsom dat betrekking had op het ondernemingsvermogen.
5. Wijziging inwerkingtreding verwateringsregeling
De versoepeling van de verwateringsregeling – waarbij de ondergrens van 0,5% voor de BOR en DSR ab verdwijnt – was al goedgekeurd. De inwerkingtreding wordt nu gekoppeld aan de beperking van de BOR en DSR ab tot gewone aandelen met minimaal 5% belang.
6. Overige maatregelen
Bij onroerend goed dat wordt verhuurd aan een bedrijf wordt de BOR-vrijstelling voortaan berekend op basis van de pandwaarde min de bijbehorende schulden. Ook komen er technische verbeteringen in de wet. Daarnaast wordt vreemd vermogen naar rato meegenomen bij bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt. Dit voorkomt negatieve uitkomsten.
Lager tarief overdrachtsbelasting vanaf 2026
Vanaf 1 januari 2026 gaat de overdrachtsbelasting op woningen omlaag van 10,4% naar 8%. Dit geldt voor woningen die niet bedoeld zijn voor langdurige zelfbewoning, zoals beleggingspanden en vakantiewoningen. Het kabinet wil hiermee investeringen in huurwoningen stimuleren.
Voor woningen die wel bedoeld zijn voor langdurige zelfbewoning blijft het tarief 2%. De startersvrijstelling blijft bestaan.
Startersvrijstelling en verlaagd tarief bij verkrijging economisch eigendom
De regering wil de startersvrijstelling en het verlaagde tarief ook laten gelden als iemand alleen het economisch eigendom van een woning krijgt. Dit mag alleen als aan alle andere voorwaarden wordt voldaan, zoals de zelfbewoningsplicht.
Zo wordt voorkomen dat iemand meer overdrachtsbelasting moet betalen als eerst het economisch eigendom en later het juridisch eigendom wordt verkregen. Daarnaast worden sleutelovereenkomsten onder bepaalde voorwaarden helemaal uitgezonderd van economische eigendomsverkrijging.
Aanscherping kavelruilvrijstelling
Vanaf 2025 geldt de kavelruilvrijstelling niet meer voor woningen of bijbehorende rechten. Andere gebouwen vallen alleen nog onder de vrijstelling als ze voor minstens 90% worden gebruikt voor landbouw. Dit wordt de landbouweis genoemd.
Daarnaast komt er een voortzettingseis van tien jaar, met enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld voor onbebouwde grond. Deze aanpassingen moeten voorkomen dat de vrijstelling alleen wordt gebruikt voor belastingvoordeel.
Btw-verhoging op cultuur, sport en hotelovernachtingen
Het kabinet wil per 1 januari 2026 het btw-tarief van 9% voor cultuur, sport en hotelovernachtingen verhogen naar 21%. De Tweede Kamer heeft bezwaar tegen de verhoging voor cultuur en sport en vraagt om een alternatief. Minister van Financiën Heinen werkt dit uit in de Voorjaarsnota 2025, als er voldoende steun is in het parlement. Voorlopig blijft de btw-verhoging onderdeel van het Belastingplan 2025, omdat het schrappen ervan een begrotingstekort van €2,3 miljard zou veroorzaken.
Voor de verhuur van hotelkamers, vakantiewoningen en stacaravans lijkt er wel voldoende steun te zijn om het tarief te verhogen naar 21%. Dit geldt ook voor kortdurend logies voor asielzoekers, dak- en thuislozen, werknemers en studenten. Kamperen blijft onder het verlaagde tarief vallen. Om te voorkomen dat vooruitbetalingen na 1 januari 2026 nog onder het lage tarief vallen, komt er een overgangsregeling.
Btw-herziening op investeringsdiensten voor onroerend goed
Vanaf 1 januari 2026 kunnen ook investeringsdiensten aan onroerend goed onder de herzieningsregeling voor btw vallen. Dit betekent dat eerder afgetrokken btw kan worden gecorrigeerd als het gebruik van een pand verandert. Nu geldt dit alleen voor het pand zelf, maar niet voor diensten, terwijl de Europese btw-richtlijn dat wel toestaat.
Investeringsdiensten zijn diensten aan onroerend goed met een duurzaam karakter, inclusief materialen en installaties die als onroerend goed worden gezien. Er geldt een drempelbedrag van €30.000 om de administratieve lasten te beperken. Schoonmaakdiensten en andere kortlopende diensten vallen hier niet onder. Ondernemers met lopende projecten hebben tot 1 januari 2026 de tijd om zich hierop voor te bereiden.
Verhoging kansspelbelasting
De kansspelbelasting stijgt op 1 januari 2025 van 30,5% naar 34,2%. Een jaar later, op 1 januari 2026, volgt een tweede verhoging naar 37,8%. Het kabinet verwacht hiermee jaarlijks €200 miljoen extra belastingopbrengst te genereren.
Lagere energiebelasting op aardgas
Het kabinet wil de energiebelasting op aardgas verlagen voor verbruik tot 170.000 m³. In 2025 gaat de belasting omlaag met 2,8 cent per m³ en in 2030 met 4,8 cent per m³.
Verhoging belastingvermindering energiebelasting
In 2024 zou de belastingvermindering €521,78 (excl. btw) zijn. Dit wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2024 verhoogd naar €521,81 (excl. btw).
Vrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking
De regels voor vrijstelling van energiebelasting op aardgas wordt minder ruim. Dit gaat om de vrijstelling die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking met een minimaal elektrisch rendement van 30%. Tot nu toe hing de vrijstelling af van het thermisch opgesteld vermogen van een installatie. Dit wordt nu gebaseerd op het elektrisch opgesteld vermogen.
Waterstoftarief energiebelasting
Vanaf 1 januari 2026 krijgt waterstof een eigen tarief in de energiebelasting. Dit tarief is gelijk aan dat voor zakelijk elektriciteitsverbruik boven 10.000.000 kWh en niet aan het hogere aardgastarief. Oorspronkelijk zou dit tarief in 2030 opnieuw worden beoordeeld, maar dat plan is geschrapt. De Tweede Kamer wil dat er na 2030 snel duidelijkheid komt over de tarieven, zodat investeerders zekerheid hebben.
Vrijstelling productie waterstof via elektrolyse
Waterstofproductie via elektrolyse blijft vrijgesteld van energiebelasting. De vrijstelling wordt uitgebreid en verduidelijkt. Ook elektriciteit die wordt gebruikt voor demineralisatie van water en voor het zuiveren en comprimeren van waterstof valt er nu onder.
Salderingsregeling stopt per 1 januari 2027
Vanaf 1 januari 2027 verdwijnt de salderingsregeling voor elektriciteit. Dit betekent dat huishoudens en bedrijven niet langer hun teruggeleverde stroom kunnen wegstrepen tegen hun verbruik. In plaats daarvan krijgen ze een vergoeding voor de stroom die ze aan het net leveren. Die vergoeding moet eerlijk en concurrerend zijn en mag nooit negatief worden.
CO2-heffing voor industrie en afvalverbranding
Sinds 2021 betalen grote bedrijven in Nederland een CO2-heffing. Dit is bedoeld om ze te stimuleren minder CO2 uit te stoten. Ook afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) vallen onder deze heffing, maar ze doen nog niet mee aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS). Wel moeten ze hun uitstoot goed bijhouden, rapporteren en verifiëren. Vanaf 2028 worden AVI’s alsnog onderdeel van EU ETS.
Om de uitstoot van AVI’s sneller te verminderen, verlaagt het kabinet het aantal vrijstellingen. In 2030 mogen AVI’s in totaal 1 megaton minder uitstoten. Dit wordt geregeld met de AVI-correctiefactor, die in 2030 op 0,4 wordt gezet. Dat betekent dat er nog 0,6 megaton aan vrijstellingen overblijft. De correctiefactor wordt vanaf 2026 stap voor stap ingevoerd en later mogelijk aangepast.
CO2-heffing glastuinbouw
Bedrijven die warmte leveren aan de glastuinbouw krijgen te maken met strengere regels. Ze vallen onder de CO2-heffing als minstens 75% van de warmte die ze met aardgas opwekken, direct of indirect naar kassen gaat.
Daarnaast zijn de CO2-heffingstarieven voor 2025-2028 verlaagd. n 2030 is het tarief €17,70 per ton CO2. De Belastingdienst gaat deze heffing uitvoeren. De eerste aangifte, over 2025 en 2026, moet in 2027 worden ingediend.
Vrijstelling kolenbelasting stopt in 2027
Vanaf 1 januari 2027 vervalt de vrijstelling van kolenbelasting. Dit geldt voor kolen die worden gebruikt voor andere toepassingen dan energieopwekking.
Motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s
Nu betalen eigenaren van een elektrische auto geen motorrijtuigenbelasting. Vanaf 1 januari 2025 verandert dat en geldt een kwarttarief. Oorspronkelijk zou deze korting in 2026 verdwijnen, waardoor elektrische auto’s – door hun hogere gewicht – meer belasting zouden betalen dan benzineauto’s. Daarom komt er een nieuwe korting: van 2026 tot en met 2029 geldt een tariefkorting van 25% voor emissievrije auto's. Dit is minder dan eerder werd aangekondigd in de Voorjaarsnota 2024. In het voorjaar van 2025 wordt opnieuw gekeken of deze korting voldoende is.
LPG-kortingsregeling blijft bestaan
Eerder was het plan om de LPG-G3-korting in de motorrijtuigenbelasting per 1 januari 2026 af te schaffen. Maar de Tweede Kamer heeft dit teruggedraaid. Het geld dat daarvoor nodig is, wordt gehaald uit een verlaging van het budget voor de milieu-investeringsaftrek.
Wijzigingen in de BPM
Vanaf 1 januari 2025 verdwijnt de aparte BPM-tabel voor plug-in hybrides (PHEV’s). Dit heeft te maken met een nieuwe meetmethode voor CO2-uitstoot. Zonder deze aanpassing zou de BPM voor PHEV’s flink stijgen.
Ook verdwijnt in 2025 de BPM-vrijstelling voor bestelauto’s. Voor elektrische bestelauto’s zonder CO2-uitstootgegevens komt een standaardregeling.
Brandstofaccijns: tijdelijke verlaging verlengd
De tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen blijft gelden tot eind 2025. Daarna vervalt deze helemaal. Verder worden de accijnzen op benzine, diesel en LPGH in 2025 niet verhoogd. Ze blijven op het niveau van 1 juli 2023.
Verlenging boetetermijn deelnemers
Op dit moment kan iemand anders dan de belastingplichtige, zoals een medepleger, een verzuim- of vergrijpboete krijgen binnen dezelfde termijn als waarin een belastingaanslag wordt opgelegd. Maar geldt er een verlengde navorderings- of naheffingstermijn? Dan kan het gebeuren dat de belastingplichtige nog wel een boete krijgt, maar de medepleger niet meer. Om dit te voorkomen, wil de wetgever de boetetermijn in deze gevallen verlengen tot twaalf jaar.
Belastingrente: aanpassing rentepercentages
Sinds 1 oktober 2020 kan het percentage voor belastingrente worden aangepast via een algemene maatregel van bestuur. Tot nu toe was er geen verschil tussen de rente die wordt gerekend en de rente die wordt vergoed. Door een uitspraak van de Hoge Raad verandert dit vanaf 2025.
Verwachte belastingrentepercentages per 1 januari 2025:
Invorderingsrente
Vanaf 1 januari 2027 wordt de berekening van invorderingsrente bij verliesverrekening aangepast. Dit betekent dat als een verlies achteraf wordt verrekend met een belastingaanslag waarvan de betalingstermijn is verstreken, invorderingsrente wordt berekend. Wordt het verlies verrekend met een aanslag die te hoog was vastgesteld voor dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak? Dan wordt er géén invorderingsrente gerekend.
Onze experts behandelen in 30 minuten de meest opvallende punten uit het Belastingplan 2025.