In dit tweede artikel in de reeks over de aankomende fiscale hervorming nemen we opnieuw enkele maatregelen uit de laatst publiek beschikbare federale ‘supernota’ van 2024 onder de loep. Het blijft echter belangrijk om voor ogen te houden dat deze voorstellen nog ver van vastliggen en voortdurend verschuiven als pionnen op het schaakbord van de regeringsonderhandelingen.
Daar waar het eerste artikel focuste op de ‘zalvende’ voorstellen – belastingverlaging en fiscale gunstmaatregelen – legt dit tweede artikel de nadruk op het ‘slaan’ – maatregelen gericht op belastingverhoging en fiscale lasten voor uw persoonlijke situatie, uw vennootschap en uw mensen.
Om de belastingdruk evenwichtiger te verdelen en de tariefverlaging in de personenbelasting te financieren, zien de onderhandelaars zich genoodzaakt om de belastbare basis te verbreden. Dit houdt onder meer in dat er een algemene belasting van 10% van meerwaarden op financiële activa zou komen, zij het met een eerste vrijgestelde schijf om kleine beleggers te vrijwaren en een vrijstelling voor historische meerwaarden. De verkoop van een aanmerkelijk belang in een onderneming (gedefinieerd als een aandelenparticipatie van > 5%) zou in bepaalde gevallen evenwel onbelast blijven. Daarnaast zouden de onderhandelaars de belastbare basis voor onroerend inkomen willen aanpassen en de meerwaardebelasting op de niet-eigen woning herbekijken.
De supernota bevat daarnaast ook maatregelen om misbruik van de vennootschapsvorm aan te pakken. Zo wil de fiscus, die vaak inkomsten ziet wegvloeien via managementvennootschappen zonder reële economische activiteit, het minimumloon voor bedrijfsleiders die in aanmerking willen komen voor het verlaagd tarief – momenteel 45.000 EUR – optrekken. Ook zou de bedrijfsleidersbezoldiging voor een groter deel uit loon moeten bestaan en slechts beperkt uit voordelen van alle aard (maximaal 20%).
Daarnaast zouden er stemmen opgaan om de voorwaarden voor de aftrek voor innovatie-inkomsten aan te scherpen, onder meer door voor grote ondernemingen de vereiste van een Europees (of equivalent) octrooi in te voeren. Ook de controle op het onrechtmatig gebruik van vzw’s wordt opgevoerd, om oneerlijke concurrentie met ondernemingen aan te pakken. Het systeem van de witte kassa zou verplicht worden voor de gehele horeca, ongeacht de jaaromzet, en verder worden uitgebreid naar andere sectoren. Een zwaardere belasting van tankkaarten lijkt daarentegen inmiddels van de onderhandelingstafel te zijn verdwenen.
Tot slot willen de onderhandelaars voorkomen dat regulier loon wordt omgezet in laag of niet-belaste vergoedingen. Verloning in geld moet de norm worden, onder meer door een beperking op de brutoloonruil. De regering zou bovendien van plan zijn om zo snel mogelijk een kader voor forfaitaire kosten eigen aan de werkgever uit te werken.
Hoewel in een eerdere fase van de onderhandelingen nog werd gesuggereerd om de forfaitaire waardering van bepaalde voordelen van alle aard, zoals de gratis terbeschikkingstelling van een woning, verwarming of elektriciteit, beter af te stemmen op de werkelijke waarde, lijkt dit voorstel inmiddels van de tafel. De forfaitaire waardering zou dus vooralsnog van kracht blijven.