Op 14 maart 2025 is het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 ingediend bij de Tweede Kamer. Aanleiding hiervoor is het oordeel van de Hoge Raad dat ook de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 in strijd zijn met het discriminatieverbod.
Box 3 heffing nog steeds discriminatoir
De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 dat de wijze waarop de box 3-heffing sinds het jaar 2017 is vormgegeven in strijd is met zowel het discriminatieverbod (art. 14 EVRM) als het recht op ongestoord genot van eigendom (art. 1 EP EVRM). Rechtsherstel werd geboden door middel van een alternatieve rendementsberekening gebaseerd op de zogenoemde forfaitaire spaarvariant.
Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad echter dat ook dit rechtsherstel de toets der kritiek niet kan doorstaan. Met name de rendementsberekening op andere bezittingen dan spaartegoeden is nog altijd discriminatoir. Er blijft een aanmerkelijk verschil in fiscale behandeling bestaan tussen succesvolle en minder succesvolle beleggers zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is.
De Hoge Raad gaat zelfs nog een stapje verder en oordeelt dat het voorgaande tevens geldt voor de Overbruggingswet box 3, omdat die op nagenoeg dezelfde uitgangspunten is gebaseerd. Het maakt daarbij niet uit hoe groot het verschil is tussen het forfaitaire en het werkelijke rendement.
Op 20 december 2024 is opnieuw een aantal arresten gewezen waarin het rechtsherstel in box 3 aan de orde komt. De Hoge Raad heeft deze gelegenheid aangegrepen om de rendementsberekening op woningen in box 3 te verduidelijken.
Wet tegenbewijsregeling box 3
Naar aanleiding van deze arresten heeft het kabinet besloten om een tegenbewijsregeling in box 3 te introduceren. Daartoe is op 14 maart 2025 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Uitgangspunt is dat de rendementsberekening plaatsvindt conform de wettelijke regeling die in het betreffende belastingjaar gold. Voor de jaren 2017 tot en met 2022 gaat het om de Wet IB 2001 of de Wet rechtsherstel box 3 en voor de jaren 2023 tot en met 2027 om de Overbruggingswet box 3.
Is de belastingplichtige van mening dat het werkelijke rendement in een jaar lager is, dan moet dat aannemelijk worden gemaakt aan de hand van een door de belastingdienst ter beschikking gesteld formulier, de Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). Dit formulier komt naar verwachting in juli 2025 beschikbaar. Het leveren van tegenbewijs staat open voor alle belastingplichtigen die op grond van het arrest van 24 december 2021 voor rechtsherstel in aanmerking kwamen, mits zij tijdig bezwaar aantekenen of om ambtshalve vermindering verzoeken. Het rechtsherstel ziet derhalve niet op aanslagen inkomstenbelasting die op 24 december 2021 reeds onherroepelijk vaststonden.
Rechtsherstel op basis van werkelijk rendement
Inhoudelijk zoekt de wetgever nauw aansluiting bij de rechtsregels die de Hoge Raad in 2024 heeft geformuleerd ten aanzien van het te verlenen rechtsherstel:
De tegenbewijsregeling in box 3 krijgt terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 voor wat betreft de Wet rechtsherstel box 3. Voor de Overbruggingswet box 3 is dat 1 januari 2023. De staatssecretaris van Financiën dringt er bij de Tweede Kamer op aan het wetsvoorstel met spoed in behandeling te nemen, teneinde de door de Hoge Raad geconstateerde tekortkomingen in box 3 weg te nemen.
Bron: Kamerstukken II 2024/2025, 36 706, nr. 2 (voorstel van wet) en nr. 3 (MvT)