De staatssecretaris van Financiën heeft besloten de massaal bezwaarprocedure inzake belastingrente uit te breiden tot het reguliere rentepercentage dat sinds 1 oktober 2020 in rekening wordt gebracht bij onder meer (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting.
Wanneer belastingrente?
De belastingrenteregeling komt er in grote lijnen op neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten. Andersom vergoedt de inspecteur belastingrente als hij er te lang over doet om een teruggaaf vast te stellen. De belastingrenteregeling is derhalve gebaseerd op de zogenoemde verzuimgedachte.
Bij aanslagbelastingen geldt als uitgangspunt dat de inspecteur binnen acht weken na indiening van een verzoek of binnen dertien weken na indiening van een aangifte een (voorlopige) aanslag met een te betalen bedrag vaststelt. Rekening houdend met een betalingstermijn van zes weken eindigt de renteberekening dan na veertien respectievelijk negentien weken, mits de (voorlopige) aanslag conform het verzoek of de aangifte wordt vastgesteld.
In de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting begint de renteberekening echter nooit eerder dan zes maanden na afloop van het (boek)jaar. Verder wordt geen rente in rekening gebracht als de voorlopige aanslag is gebaseerd op een verzoek dat is ontvangen vóór de eerste dag van de vijfde maand na afloop van het heffingstijdvak of als binnen de reguliere termijn aangifte is gedaan. Ook hier geldt als voorwaarde dat de voorlopige aanslag conform de aangifte wordt vastgesteld.
Percentage belastingrente
Aanvankelijk werd qua rentepercentage voor alle belastingen aansluiting gezocht bij de wettelijke rente op niet-handelstransacties. Omdat de begrote budgettaire opbrengst van de regeling niet gehaald dreigde te worden, besloot de wetgever echter al in 2014 om onderscheid te maken tussen de vennootschapsbelasting en andere belastingen. Voor de vennootschapsbelasting gold voortaan de wettelijke rente op handelstransacties met een minimum van 8% en voor de andere belastingen de wettelijke rente op niet-handelstransacties met een minimum van 4%.
Gedurende de coronacrisis golden tijdelijk lagere rentpercentages, in de periode 1 juni 2020 – 30 september 2020 slechts 0,01%. Om flexibeler te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden, werd per 1 oktober 2020 besloten om de belastingrentepercentages bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. In de periode 1 oktober 2020 – 31 december 2021 bedroeg dit percentage voor alle belastingen 4%. Per 1 januari 2022 keerde men terug naar de oude situatie, en gold voor de vennootschapsbelasting weer een minimumrente van 8%. Sinds 1 januari 2024 wordt jaarlijks de ECB-rente op basisherfinancieringstransacties tot uitgangspunt genomen, vermeerderd met een opslag van 5,5% (vennootschapsbelasting, winstaandeel, bronbelasting, minimumbelasting en solidariteitsbijdrage) respectievelijk 3% (andere belastingen). Dit hoge rentepercentage komt in 2024 uit op 10% en in 2025 op 9%. Voor andere heffingen gaat het om 7,5% (2024) en 6,5% (2025).
Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland
Rechtbank Noord-Nederland heeft echter op 7 november 2024 geoordeeld dat het sinds 1 januari 2022 (opnieuw) gemaakte onderscheid in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In tegenstelling tot wetten in formele zin mag lagere regelgeving, waaronder een algemene maatregel van bestuur, wel worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen. De rechtbank sluit aan bij een door de Hoge Raad ontwikkeld toetsingskader. Zij stelt voorop dat de rechter terughoudend dient te zijn bij het beoordelen van de door de regelgever gemaakte belangenafweging bij invoering van de regeling. Maar de voor belastingplichtigen nadelige gevolgen van een regeling mogen niet onevenredig zijn ten opzichte van de hiermee te dienen doelen. De vraag die de rechter zich moet stellen is of de regelgever in redelijkheid tot de betrokken regeling heeft kunnen komen.
Strijd met evenredigheidsbeginsel
De rechtbank beantwoord die vraag in de voorliggende situatie ontkennend. De argumenten om voor de vennootschapsbelasting aansluiting te zoeken bij de wettelijke rente op handelstransacties, met een minimum van 8%, zijn ronduit zwak. De stelling dat vennootschapsbelasting vergelijkbaar zou zijn met een handelsvordering, wordt resoluut terzijde geschoven. Ook de vergelijking met de verzuimrenteregeling in de Algemene wet bestuursrecht gaat mank. Verder blijft het doel van het onderscheid in rentpercentage onduidelijk. De nadelige gevolgen van het hogere rentepercentage voor vennootschapsbelastingplichtigen zijn daarentegen evident. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden en oordeelt dat het hoge rentepercentage dat in artikel 1, onderdeel b, Besluit belasting- en invorderingsrente (tekst 2022) onverbindend is.
Voor dat geval zijn partijen het erover eens dat de belastingrente moet worden berekend naar een percentage van 4%. De rechtbank vermindert de in rekening gebrachte rente overeenkomstig.
Massaal bezwaarprocedure hoge belastingrentepercentage
Naar aanleiding van voornoemde rechtbankuitspraak is een stroom bezwaarschriften op gang gekomen tegen het hoge belastingrentepercentage. Per 15 februari 2025 is daarom de zogenoemde massaal bezwaarprocedure in werking gesteld. Aan de Hoge Raad wordt vraag voorgelegd of het hoge rentepercentage in strijd is met hoger recht, waaronder het recht op ongestoord genot van eigendom (art. 1 EP EVRM), het discriminatieverbod (art. 14 EVRM), de algemene rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (o.a. evenredigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel).
Tegen de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland is inmiddels sprongcassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Mogelijk zullen ook nog enkele andere zaken worden uitgeprocedeerd. Alle andere bezwaarschriften zullen worden aangehouden. Nadat de Hoge Raad heeft geoordeeld, doet de belastingdienst collectief uitspraak op bezwaar. Daartegen staat geen beroep open. Wel zal de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente binnen zes maanden na de collectieve uitspraak verminderen als het oordeel van de Hoge Raad in het voordeel van belastingplichtigen uitvalt.
Uitbreiding massaal bezwaarprocedure
Inmiddels is gebleken dat ook op grote schaal bezwaar gemaakt wordt tegen belastingrente die in rekening wordt gebracht op (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting en enkele andere heffingen. Om ook deze bezwaren efficiënt te kunnen afhandelen heeft de staatssecretaris van Financiën per 8 mei 2025 een nieuwe aanwijzing uitgevaardigd waarin de bezwaren tegen het sinds 1 oktober 2020 geldende reguliere belastingrentepercentage eveneens als massaal bezwaar worden aangewezen. Dit rentepercentage geldt voor een groot aantal heffingen, waaronder de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de omzetbelasting, de dividendbelasting en de overdrachtsbelasting.
Hoewel de geformuleerde rechtsvragen vergelijkbaar zijn, is er voor de bezwaren het reguliere rentepercentage nog geen proefprocedure geselecteerd. Nadat selectie heeft plaatsgevonden zal eerst uitspraak op bezwaar moeten worden gedaan, waarna de rechtsvragen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Valt het oordeel van de Hoge Raad in het voordeel van belastingplichtigen uit dan zal de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente binnen zes maanden na de collectieve uitspraak op bezwaar verminderen.
Bezwaar maken blijft noodzakelijk
Ondanks de aanwijzing als massaal bezwaar blijft het noodzakelijk om bezwaar te maken tegen in rekening gebrachte belastingrente. Alleen tijdig ingediende bezwaarschriften waarin een of meerdere van de geformuleerde rechtsvragen aan de orde worden gesteld doen mee aan de massaal bezwaarprocedure. Als ook andere bezwaargronden worden aangevoerd, doet de inspecteur daarop individueel uitspraak. Te laat ingediende bezwaren worden niet-ontvankelijk verklaard. Is belastingrente in rekening gebracht op voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting dan zal eerst een herzieningsverzoek moeten worden gedaan. Tegen de afwijzing daarvan moet vervolgens bezwaar worden aangetekend om toegang te krijgen tot de massaalbezwaarprocedure.
Bronnen: