Ga direct naar de inhoud

De vraag van consumenten naar groene op waterstof gebaseerde producten

De potentiële rol van het vraagzijdebeleid om de decarbonisatie van de Europese zware industrie te stimuleren.

De Europese Unie heeft zich voorgenomen om de zware industrie te verduurzamen als onderdeel van haar doel om een wereldleider te worden in de energietransitie. Bij Deloitte zien we de verschuiving naar koolstofarme waterstof, en specifiek naar groene waterstof, als een grote kans om deze transformatie te stimuleren en de concurrentiepositie van Europa op het wereldtoneel te verbeteren.

De afgelopen jaren is er echter een verontrustende afname geweest van groene waterstofprojecten, waarvan er vele zijn uitgesteld of geannuleerd vanwege hoge kosten, zwakke vraag en concurrentie van import. Ondertussen worstelen Europese bedrijven met concurrentie van regio's met lagere energieprijzen en milieunormen.

Om de Europese zware industrie te decarboniseren, moet dringend worden ingegrepen. Het Draghi-rapport en het Competitiveness Compass van de EU benadrukken de noodzaak van een gecoördineerd beleid en gerichte investeringen om het concurrentievermogen van de EU te herstellen en haar toekomstige welvaart in een koolstofarmere omgeving te garanderen. Deze studie onderzoekt hoe een beleid gericht op het mobiliseren van de consumentenvraag een stap in die richting kan zijn door de volgende vragen te stellen:


  • Wat zijn de belangrijkste barrières voor decarbonisatie van de zware industrie, met name door het gebruik van groene waterstof in de staal- en meststoffensector?
  • Hoe kan een verplichting aan de vraagzijde gericht op de gebruikers van producten op basis van staal en kunstmest helpen om de barrières weg te nemen?
  • Wat zou de impact kunnen zijn op de prijs van (geselecteerde) eindproducten als een dergelijke verplichting zou worden ingevoerd?
  • Wat is er nodig om een dergelijke verplichting te laten werken, met name op het gebied van certificering?

Hoewel het rapport inzichten en antwoorden biedt, zal het waarschijnlijk ook meer vragen oproepen. De ambitie van de auteurs is dat het een startpunt is voor een breder gesprek over strategieën en beleid die nodig zijn om de Europese industrie te versterken bij de weg naar decarbonisatie.

Cruciale vragen

De energietransitie in de zware industrie blijft uitdagend. Directe elektrificatie is vaak geen optie vanwege de noodzaak van zeer hoge temperaturen en het gebruik van moleculen als grondstof. Als gevolg hiervan heeft de Nederlandse zware industrie, in vergelijking met andere delen van het energiesysteem, de afgelopen twee decennia een beperkte vermindering van de CO2 -uitstoot gezien. Bovendien is veel van de gerealiseerde emissiereductie het gevolg van lagere productievolumes in plaats van daadwerkelijke decarbonisatiemaatregelen.

Hoewel groene waterstof een technisch haalbare oplossing biedt, wordt de acceptatie ervan belemmerd door verschillende economische en beleidsbarrières. De EU Renewable Energy Directive (RED III) verplicht het gebruik van groene waterstof voor huidige gebruikers van grijze waterstof. Echter, belanghebbenden uit de industrie geven aan dat met de huidige beleidsvorming het gebruik van groene waterstof en zelfs het verdere bestaan van de zware industrie in Nederland en breder binnen de EU in gevaar zijn. De belangrijkste barrières zijn de hoge kosten van producten op basis van groene waterstof, het gebrek aan vraag naar die producten en beleid dat import aantrekkelijker maakt dan lokale productie. Deze barrières hebben geleid tot een afnemende pijplijn van groene waterstofprojecten in Europa, met veel vertragingen en annuleringen.


Een mogelijke oplossing voor dit probleem is de invoering van een verplichting aan de vraagzijde die het gebruik van groene waterstof in eindproducten gemaakt met staal en meststoffen zou vereisen. Door te eisen dat een bepaald percentage van de producten met groene waterstof wordt gemaakt, kan de vraagzekerheid voor staal- en kunstmestproducenten worden geboden en kan op zijn beurt het ontstaan van een markt voor groene waterstof worden gestimuleerd, waardoor investeringen in de noodzakelijke infrastructuur mogelijk worden en de kosten op termijn worden verlaagd. Dit zou kunnen worden aangevuld met andere beleidsmaatregelen, zoals subsidies en verbeterde mechanismen voor grenscorrectie (bijvoorbeeld importeurs die betalen voor het verschil tussen grijs en groen staal en meststoffen op basis vanH2), om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen EU- en niet-EU-producenten.


Een effectieve vormgeving van een vraagverplichting vereist zorgvuldige overweging van de geografische reikwijdte, de partijen die verplicht zijn, welke eindmarkten moeten worden benaderd, en hoe groene waterstofproducten door de waardecreatieketen gecertificeerd en gevolgd kunnen worden. Onderzoek suggereert dat een EU-brede verplichting effectiever zou zijn dan een nationale, omdat het merendeel van het staal en de kunstmest die in Nederland worden geproduceerd, naar andere EU-landen wordt geëxporteerd en het meeste staal wordt geïmporteerd. Een verplichting op EU-niveau zou de decarbonisatie in de regio aanmoedigen, wat ook Nederland ten goede zou komen door een constante vraag naar groene waterstof-gebaseerd staal en kunstmest te creëren, terwijl concurrentienadelen worden geminimaliseerd en de afhankelijkheid van importen wordt verminderd. De meeste belanghebbenden zijn het er ook over eens dat de verplichting zo dicht mogelijk bij de consumenten moet worden gelegd om de impact te maximaliseren, met de focus op markten met een hoge concentratie en een captive aard van de activiteiten. Voor elke eindmarkt is een op maat gemaakte aanpak nodig.

Een eerdere analyse toont aan dat de kostenstijging van veel eindproducten als gevolg van een goed geplaatste verplichting beperkt zou zijn – vaak minder dan 1%, zelfs als al het conventionele staal of kunstmest zou worden vervangen door alternatieven op basis van groene waterstof. Omgekeerd kan de emissiereductie onevenredig hoog zijn, omdat voor veel producten staal en kunstmest de belangrijkste bronnen van productie-emissies zijn. Een geleidelijke uitvoering van de verplichting zou een positieve cyclus van stijgende vraag en dalende kosten kunnen bevorderen.

Het beheer van de verplichting zou een gestandaardiseerde certificering vereisen die eenvoudig is en geen buitensporige extra inspanningen met zich meebrengt. In het eerste onderzoek zijn twee mogelijke certificeringsmodellen geïdentificeerd die kunnen worden gebruikt: een massabalansmethode, waarbij het groene waterstofcertificaat met de staal- en kunstmestproducten door de waardeketen "reist", en een book-and-claim-methode, waarbij producenten op groene waterstof gebaseerde staal- of kunstmestcertificaten aanbieden op een handelsplatform, waar aan verplichtingen gebonden partijen ze kopen om aan de verplichting te voldoen.


Afsluitende opmerkingen

Zoals in de intro is aangegeven, dient dit rapport als startpunt voor een bredere dialoog over de rol die een goed ontworpen verplichting aan de vraagzijde zou kunnen spelen bij het aanpakken van de barrières voor het koolstofvrij maken van de zware industrie. Het weerspiegelt de standpunten van belanghebbenden en sectoranalyses, maar er is verder werk nodig om de reikwijdte en impact van dergelijk beleid binnen de regelgevende context van Nederland en de EU volledig te beoordelen.

Ontvang meer Future of Energy inzichten

Blijf op de hoogte van de nieuwste artikelen, rapporten en evenementen over de Future of Energy

Did you find this useful?

Thanks for your feedback