Skip to main content
shutterstock-1780339313

Het regeerakkoord

Wat betekent dit voor de ondernemer en zijn vennootschap op fiscaal en sociaal vlak?

De nieuwe federale regering heeft een akkoord bereikt op fiscaal en sociaal vlak dat potentieel een impact heeft op u als ondernemer en op uw vennootschap. Hierna vindt u een beknopt overzicht van de meest relevante maatregelen zodat u nu al kan anticiperen op de komende veranderingen.

Fiscaal

  • Het minimumloon voor bedrijfsleiders om het verlaagd tarief te genieten stijgt van 45K naar 50K EUR en wordt voortaan geïndexeerd.
  • Voor bedrijfsleiders mag maximum 20% van het jaarlijks brutoloon nog uit voordelen van alle aard bestaan.
  • De regering zal onderzoeken of er een optioneel en eenvoudig systeem inzake de verworpen uitgaven kan worden ingevoerd.
  • De regels in verband met de aftrekbeperking van autokosten worden vereenvoudigd.
  • Het maximale aftrekpercentage voor hybride wagens blijft 75% tot eind 2027 en daalt vervolgens naar 65% in 2028 en 57,5% in 2029. Deze percentages zijn van toepassing voor de gehele gebruiksduur van het voertuig door dezelfde eigenaar/huurder. Er zal een uitzondering voorzien worden op de beperkte aftrekbaarheid voor hybride auto’s met een uitstoot van maximaal 50 g/km: indien het percentage volgens de aftrekformule hoger is dan 75%, mag dit hogere percentage worden toegepast tot eind 2027. De brandstofkosten van hybrides blijven 50% aftrekbaar tot eind 2027. De verbruikte elektriciteit van hybrides krijgt dezelfde aftrekbaarheid als die voor elektrische modellen.
  • De investeringsaftrek wordt onbeperkt overdraagbaar. De gewestelijke attestvereiste voor investeringen in O&O wordt geschrapt. De tarieven voor de verhoogde investeringsaftrek voor de energie-, mobiliteits- en milieulijsten zullen worden geharmoniseerd naar 40%.
  • Voor KMO’s komt er opnieuw de mogelijkheid om degressief af te schrijven. Voor grote ondernemingen komt er een tijdelijk systeem waarbij 40% van de aanschafwaarde het 1ste jaar kan worden afgeschreven voor bepaalde investeringen (bijvoorbeeld in O&O, energietransitie…).
  • De DBI-aftrek wordt hervormd naar een vrijstelling, in plaats van een aftrek. Bovendien worden de DBI-voorwaarden aangescherpt. De participatievoorwaarde van 10% blijft ongewijzigd, maar die van 2,5 mio EUR wordt opgetrokken naar 4 mio EUR. De participatievoorwaarde van 4 mio euro wordt bovendien gekoppeld aan de voorwaarde dat de deelneming de aard van ‘financieel vast actief’ moet hebben. Deze verstrenging is enkel van toepassing voor en tussen grote ondernemingen (en dus niet van toepassing op kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van art. 2, §1, 4°/1 WIB).
  • Voor wat betreft DBI-beveks komt er een heffing van 5% op de meerwaarde bij uitstap. Daarnaast zal er enkel een verrekenbaarheid van de roerende voorheffing met de vennootschapsbelasting mogelijk zijn in zoverre de ontvangende vennootschap in het inkomstenjaar van ontvangst van de uitkering de minimale bedrijfsleidersbezoldiging toekent.
  • De groepsbijdrageregeling wordt soepeler: nieuwe vennootschappen worden niet langer uitgesloten en zowel rechtstreekse als onrechtstreekse participaties komen in aanmerking.
  • De fiscale vrijstelling voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen wordt afgeschaft (impact transportsector).
  • Het regime voor auteursrechten wordt uitgebreid naar digitale beroepen.
  • Een tax shelter kan niet langer gebruikt worden om de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen te vermijden.
  • De fiscale vrijstelling voor sociaal passief zal verdwijnen.
  • Er komt een solidariteitsbijdrage van 10% op de toekomstige gerealiseerde meerwaarde van financiële activa opgebouwd vanaf de invoering van deze maatregel. Deze bijdrage geldt ook voor crypto-meerwaarden. Minderwaarden zijn aftrekbaar binnen het jaar, zonder overdraagbaarheid. Er geldt een voetvrijstelling van 10K EUR.
    • Bij een aanmerkelijk belang van min. 20% is er altijd 1M EUR vrijgesteld.
    • Een meerwaarde tussen 1 en 2,5M EUR zal belast worden aan 1,25%;
    • Een meerwaarde tussen 2,5 en 5M EUR zal belast worden aan 2,5%;
    • Een meerwaarde tussen 5 en 10M EUR zal belast worden aan 5%;
    • Een meerwaarde vanaf 10M EUR zal belast worden aan 10%.
  • Het VVPRbis-stelsel en de liquidatiereserve worden geharmoniseerd: de wachttermijn voor de liquidatiereserve wordt verkort van 5 naar 3 jaar. Het tarief bij uitkering na de wachttermijn stijgt van 5% naar 6,5% (= totale belastingdruk van 15%) vanaf 1 januari 2026 voor nieuwe aangelegde liquidatiereserves. Vervroegde uitkeringen worden belast aan het normale tarief van 30%.
  • De effectentaks blijft ongewijzigd, maar ontwijking zal strenger worden aangepakt.
  • Zelfstandigen kunnen een ondernemersaftrek toepassen op een eerste schijf van winsten/baten, na aftrek van beroepskosten en verrekening van fiscale verliezen. Het tarief en maximumbedrag is nog niet bekend.
  • Voor studenten wordt de arbeidsrechtelijke grens voor 650 uren studentenarbeid permanent. Om als kind ten laste te blijven beschouwd worden, wordt het maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen verhoogd tot 12K EUR voor iedereen.
  • De onderzoeks- en aanslagtermijnen worden opnieuw vastgesteld op 3 jaar (4 jaar voor semi-complexe en complexe aangiftes); de fraudetermijn wordt ingekort van 10 naar 7 jaar.
  • De huurbijlage 270 MLH wordt vervangen door een administratief eenvoudiger alternatief.

Sociaal

  • Er zal een kader voor kosten eigen aan de werkgever worden uitgewerkt.
  • De automatische loonindexering en loonnorm blijven behouden maar aan de sociale partners wordt advies gevraagd over de hervorming ervan.
  • Verloning in geld moet opnieuw interessanter worden (eerder dan voordelen in natura). De bestaande collectieve bonussystemen (CAO 90, winstpremie, …) worden vereenvoudigd en het toepassingsgebied wordt meer geharmoniseerd, zonder bijkomende fiscale lasten.
  • Bij carried interest wordt het tarief van de roerende voorheffing opgetrokken tot maximaal 30%.
  • De maximale waarde van maaltijdcheques zullen in 2 stappen verhoogd worden (van 8 EUR tot 12 EUR) en de aftrekbaarheid van de werkgeverskost wordt parallel verhoogd. Alle andere bestaande cheques (ecocheques, cultuurcheques, ...) doven uit.
  • Er komt een wettelijk kader voor flexibel verlonen (loonruil wordt beperkt tot maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon).
  • Er komt een ‘Mobiliteitsbudget voor iedereen’.
  • Arbeidsduur (invoering van meer vrijheid wat betreft arbeidsuren):

-  Afschaffing ‘minimale’ arbeidsduur

- Annualisering arbeidstijd (accordeon uurroosters)

- Afschaffing verbod op zondagsarbeid, nachtarbeid en arbeid op feestdagen

- Afschaffing wettelijke verplichte sluitingsdag

- Nachtarbeid vanaf 24u i.p.v. 20u

- Overuren: Om flexibele arbeid te garanderen wordt er gezorgd voor een algemene regeling van 180 fiscaalvriendelijke overuren met lastenverlaging voor werkgevers en een belastingvermindering voor werknemers. Systeem vrijwillige overuren wordt aangepakt (met mogelijkheid tot 240 netto overuren).

  • Opzegtermijnen, ontslagvergoedingen en ontslagbescherming:

- Herinvoering van de proefperiode.

- Eenmaal in de loopbaan mag een werknemer, die al minstens een loopbaan van 10 effectief gewerkte jaren heeft, zelf ontslag nemen mét werkloosheidsuitkering (beperkt tot max. 6 maanden).

- Activatie van de ontslagvergoeding en beperken van de ontslagtermijn voor nieuwe aanwervingen tot maximum 52 weken.

- Beperking van het aantal beschermvergoedingen.

- De ontslagbescherming van niet-verkozen personeelsleden wordt beperkt tot 6 maanden.

  • Flexijobs:

- Uitbreiding flexijobs naar alle sectoren (met behoud autonomie sectoren).

- Het verbod van tewerkstelling bij verbonden ondernemingen voor voltijdse werknemers in het kader van flexi-jobs wordt geschrapt.

- Max. jaarinkomen flexijobs van 12.000 € naar 18.000 € en verhoging van het maximum uurloon van 17€ naar 21€

  • TeleTREINwerk: Bedoeling is werken tijdens ritten op het openbaar vervoer te stimuleren door een betere uitrusting van treinen (4G, wifi-netwerk,..) en het meetellen van gewerkte uren tijdens de treinreis als arbeidstijd.
  • Wijziging van modaliteiten aan het bestaande expat statuut
  • Domicilieverplichting voor seizoensarbeiders
  • Sociale fraudebestrijding
    • Informeren en sensibiliseren van Belgische bedrijven over risico’s van samenwerking met niet-erkende buitenlandse bedrijven die personeel ter beschikking stellen (strafsancties en administratieve sancties).
    • Verplichte controle door Belgische gebruikers van erkenning buitenlandse dienstverlener vóór start samenwerking.
    • Optimalisering werking meldpunt voor verboden internationale terbeschikkingstelling.
    • Onderaanneming in bouwsector beperken als maatregel in de strijd tegen malafide onderaanneming (na evaluatie recente wetswijzigingen).
    • Strengere bestraffing om strijd tegen sociale fraude en sociale dumping te versterken.
    • Invoering verplichte registratie bij verlaten bouwwerven als maatregel om sociale dumping tegen te gaan en de veiligheid op bouwwerven te verhogen.
    • Inzetten van datamining om zwart werk, niet correcte betaling van sociale bijdragen en sociale dumping beter aan te pakken.
    • De strijd tegen schijnzelfstandigheid wordt verder versterkt.

Werkgever:

  • Stimuleren om een actief ziekteverzuimbeleid te voeren.
  • Versterking van de verplichting om een re-integratietraject op te starten (op straffe van sancties voor werkgevers met meer dan 20 werknemers).
  • Werkgever kan direct (en niet pas na 3 maanden) re-integratieprocedure opstarten.
  • Wachtperiode voor ontslag om medische reden gaat van 9 naar 6 maanden arbeidsongeschiktheid.
  • Gedurende de eerste 2 maanden van primaire arbeidsongeschiktheid, die volgen op de periode van gewaarborgd loon moeten werkgevers, die geen KMO zijn, een bijdrage van 30% van de uitkering die ten laste is van het RIZIV betalen.

Werknemer:

  • Vermindering van uitkering voor werknemers die niet (voldoende) meewerken aan een re-integratietraject.
  • Vermindering aantal baaldagen zonder voorleggen van ziektebriefje.

Arts

  •  Van ziekte-attest naar geschiktheidsattest (in bepaalde gevallen)
  • Het ‘familiekrediet’ wordt ingevoerd, dit vereenvoudigt de verlofrechten voor wie bijdraagt aan de zorg van een kind.
  • Het ouderschapsverlof wordt uitgebreid naar pleegouders.
  • SWT wordt afgeschaft (uitzondering medische SWT).
  • Landingsbaan blijft mogelijk vanaf 55 jaar met voorwaarde van 30 jaar beroepsverleden (deze 30 jaar zal geleidelijk -tot in 2029- opgetrokken worden naar 35 jaar).

Zelfstandigen

  • Hervorming 80% regel.
  • Vanaf 2026: maximum percentage VAPZ naar 8,5% (bijdragetarief sociale VAPZ overeenkomstig aangepast).
  • Hogere solidariteitsbijdrage op pensioenkapitalen boven de drempel van 150.000 EUR.
  • Soepelere regels waarbij een zelfstandige zelf een pensioen kan opbouwen. 
  • Opnames uit IPT-kapitaal om vastgoedinvesteringen te financieren mag niet meer, tenzij voor de enige eigen woning.
  • Aanpassing bijdragereling voor zelfstandigen die na de wettelijke pensioenleeftijd verder willen werken en hun pensioen nog niet opgenomen hebben: automatische verder opbouw van pensioenrechten als de zelfstandige verder sociale bijdragen blijft betalen.

Werknemers

  • Er wordt een pensioenbonus- en malus ingevoerd:
  • Langer werken → bonus op pensioenbedrag (vanaf 2026)
  • Minder lang werken → malus op pensioenbedrag (vanaf 2026)
  • Aantal loopbaanjaren voor de verwerving van een minimumpensioen stijgt van 30 naar 35 loopbaanjaren in 2029.
  • Minder gelijkgestelde periodes voor pensioenopbouw in de privé-sector (vb. langdurige werkloosheid, SWT,…).
  • Bijwerken na pensioen minder belast.
  • Vervroegd pensioen: vanaf 01/01/2027 kan je op pensioen vanaf 60 jaar indien 42 loopbaanjaren, waarbij elk loopbaanjaar minstens 234 effectief gewerkte dagen moet tellen.
  • Strengere voorwaarden voor IGO: 5 jaar ononderbroken daadwerkelijk verblijf in België. 
  • Van overlevingspensioen naar “overgangsuitkering” te combineren met beroepsinkomen, tot maximum 2 jaar.