Het najaar is typisch een periode die gepaard gaat met de aankondiging van nieuwe fiscale maatregelen. 2022 vormt hierop geen uitzondering. De laatste maanden verschenen er in de pers berichten over allerhande begrotings- en hervormingsmaatregelen, waarin vaak verwezen wordt naar de blauwdruk van minister Van Peteghem die gelanceerd werd afgelopen zomer.
Hierna bespreken we een selectie van topics die relevant zijn voor u als ondernemer op vlak van directe belastingen. We geven ook telkens aan hoe concreet deze maatregelen zijn en wanneer u ze kunt verwachten. Gezien deze materie evolutief is, is het belangrijk te noteren dat dit artikel gebaseerd is op de beschikbare info per 12 december 2022.
In de zomer van 2022 lanceerde minister Van Peteghem zijn ‘blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming’ waarmee hij de krijtlijnen uitzette van een plan dat later in concrete maatregelen zal worden omgezet (hierna ‘de blauwdruk’ genoemd). Gezien deze maatregelen op vandaag nog het minst concreet zijn, maakt dit het voorwerp uit van een afzonderlijk artikel (Zie: ‘De Blauwdruk | Wat brengt de toekomst?’).
In het kader van de recente begrotingsonderhandelingen mocht de minister wel al een 1ste reeks maatregelen voorstellen om te anticiperen op die fiscale hervorming (hierna ‘de 1ste reeks hervormingsmaatregelen’ genoemd). Het betreft een louter voorstel zonder politieke consensus. Minister De Croo heeft onlangs wel gecommuniceerd ‘met de fiscale hervorming te willen landen tegen de begrotingscontrole van maart’. De bedoeling is om de uitvoering van deze 1ste reeks maatregelen te spreiden over een periode van 3 jaar vanaf 2023. Een 2de reeks maatregelen zou pas worden voorbereid tegen september 2023.
Daarnaast bereikte de federale regering een politiek akkoord over de begroting voor 2023 en 2024. Deze maatregelen werden inmiddels omgezet in een programmawet die nog vóór het jaareinde zou gestemd worden en in principe reeds in zouden gaan vanaf 2023 (hierna ‘de begrotingsmaatregelen’ genoemd).
Minister Van Peteghem deed de hierna volgende voorstellen om concreet vorm te geven aan een 1ste reeks beperkte hervormingsmaatregelen. Het valt af te wachten of hierover in de eerstkomende maanden een politiek akkoord zal worden bereikt.
Een halt toeroepen aan ‘de uitholling van het loonbegrip’ staat hoog op de agenda: een vergoeding in centen moet de norm worden ter vervanging van alternatieve verloningsvormen. Concreet betekent dit dat men onder andere een aantal voordelen die forfaitair (en laag) gewaardeerd worden - zoals de gratis terbeschikkingstelling van een woning, verwarming, elektriciteit en huispersoneel - wil belasten op de werkelijke waarde. Het forfaitaire voordeel alle aard voor een firmawagen zou intact blijven, maar men zou in de toekomst een extra voordeel aanrekenen voor wie de wagen privématig gebruikt én over een tankkaart of laadpas beschikt. Voor bestaande bedrijfswagens zou het huidige systeem nog 5 jaar gehandhaafd blijven.
In dezelfde context wenst men het gebruik van aandelenoptieplannen voor (para)fiscale optimalisatie aan banden te leggen door o.a. het toepassingsgebied te beperken tot aandelen van de werkgever of een moedermaatschappij van de werkgever én tot niet-overdraagbare opties. Er zou wel een nieuwe regeling uitgewerkt worden om werknemers op een gunstige manier te laten deelnemen in het vermogen van de werkgever. Voor bepaalde management incentive plannen zou men de winst belasten als beroepsinkomen als het verkregen voordeel hoger is dan wat een passieve belegger zou ontvangen. Bancaire warranten zouden worden geschrapt als loonoptimalisatie.
In ons juli nummer van Actualiteiten van 2022 hebben we het reeds gehad over de hervorming van het wettelijk pensioen voor zelfstandigen en de impact daarvan op de opbouw van uw extralegaal pensioenkapitaal. Bijkomend wenst men de fiscale aftrekbaarheid van de premies die u stort in een groepsverzekering of in een individuele pensioentoezegging verder te beperken tot 10% van het bruto jaarloon (bovenop de reeds bestaande beperking in functie van de 80 %-grens). In geval van overschrijding zou het excedent belast worden als voordeel alle aard.
Verder zou het DBI (Definitief Belaste Inkomsten)-stelsel gewijzigd worden. Dit is een vrijstellingsregeling voor vennootschappen die beleggen in aandelen via dewelke de ontvangen dividenden en meerwaarden uit aandelen onder bepaalde voorwaarden 100% kunnen vrijgesteld worden. Om van dit stelsel te kunnen genieten is onder meer vereist dat de dividendontvangende vennootschap een participatie heeft van minimum 10% in de dividenduitkerende vennootschap. Indien ze geen 10% heeft, moet de aanschaffingswaarde minimaal 2,5 mio EUR bedragen. Het is aan deze laatste voorwaarde dat er zou worden gesleuteld. Het alternatief van 2,5 mio EUR aanschaffingswaarde zou enkel nog mogen ingeroepen worden op voorwaarde dat de participatie op boekhoudkundig vlak kwalificeert als ‘een financieel vast actief’. Dit is het geval als de intentie bestaat om een duurzame en specifieke band met dat bedrijf op te bouwen teneinde de eigen bedrijfsuitoefening te bevorderen. Dit is een vage en voor interpretatie vatbare definitie die geen enkele rechtszekerheid geeft.
Daarnaast zou ook het specifieke fiscale regime voor de populaire DBI-beveks worden afgeschaft. Dit regime houdt op vandaag in dat de vereiste minimumhoudperiode van 1 jaar en de minimumparticipatievoorwaarde van 10% of 2,5 mio EUR niet van toepassing zijn om te kunnen genieten van de vrijstelling op de ontvangen dividenden en op de gerealiseerde meerwaarden.
Kosten met betrekking tot het verwerven, het aanhouden en het vervreemden van aandelen zouden niet langer fiscaal aftrekbaar zijn.
Tenslotte heeft men de intentie om de belastingvrije som te verhogen van 9.270 EUR naar 13.390 EUR om de belastingdruk in de personenbelasting te verminderen.
De volgende maatregelen werden omgezet in een programmawet die nog vóór het jaareinde zou gestemd worden en in principe reeds in zouden gaan vanaf 2023.
Om de gestegen loonkost ingevolge de indexering tijdelijk te temperen, wordt voorzien in:
Het bestaande bijzondere belastingregime voor inkomsten uit auteursrechten wordt hervormd, met slechts een zeer korte overgangsperiode. Omdat het regime in de laatste jaren nogal sterk ontspoord is, beoogt de hervorming om terug te keren naar de oorspronkelijke begunstigden, namelijk de ‘kunstenaars’ die op onregelmatige en wisselvallige wijze inkomsten verkrijgen uit artistieke activiteiten. De nieuwe bepalingen zouden al in werking treden op de vanaf 1 januari 2023 betaalde of toegekende inkomsten. Het is op vandaag wel nog onduidelijk welke beroepsactiviteiten uiteindelijk uit de boot zullen vallen.
Op vandaag kunnen vennootschappen met bepaalde overgedragen aftrekken (waaronder de overgedragen fiscale verliezen) deze slechts voor 70% aanwenden om de winst die 1 mio EUR overschrijdt te neutraliseren. Vanaf het aanslagjaar 2024 wordt voorzien in een tijdelijke beperking van dit percentage tot 40%. Dit leidt dus tot een hogere minimumbelasting voor vennootschappen, die wordt ingevoerd in afwachting van een Europees akkoord over een minimumbelasting voor multinationals.
De notionele intrestaftrek (NIA) of aftrek voor risicokapitaal zal worden afgeschaft voor alle vennootschappen met ingang van het boekjaar dat afsluit vanaf 31 december 2023.